
In mijn nieuwe huis hier in Mariana wordt hard gewerkt. Vanmiddag trof ik er de schilder aan met zijn hulpje en de elektriciën met een maat. Aan de schilder was te zien dat hij met de plafonds bezig was, want hij had een wit-bespikkeld gezicht. Zijn kameraad was met bruine vernis in de weer, maar dat liet geen zichtbare sporen na, omdat zijn huidskleur van nature al op vernis lijkt.
De elektriciën is heel nieuwsgierig. Ik vroeg hem in de copa of eetkamer mijn Titaniumlamp op te hangen, de lamp die er uitziet als het skelet van een vliegtuigvleugel en die ik met gekleurde strips van kleur kan laten veranderen. Zoiets kennen we in Brazilië niet!, liet hij me weten, en hij was pas weer in voor iets anders toen we de lamp uitvoerig hadden verkend.
Ik rijd nu al drie dagen rond tussen mijn huidige huis, het nieuwe huis en winkels van bouwmaterialen en dergelijke. Dan is er ineens meer massa corrida of plamuur nodig, dan weer een bredere roller (rolo espuma) of schildersplakband (fita de crepe). Gisteren moest ik verkeerde wandcontactdozen (tomadas) ruilen. De elektricien legt vier randgeaarde stopcontacten aan, hier nog geen standaardvoorziening. Ik had vier van die contactdozen gekocht, van het nieuwe standaardmodel dat enige tijd geleden verplicht is geworden. Maar de elektriciën legde me uit dat mijn apparatuur van oudere stekkers is voorzien en niet in de nieuwe contactdozen past. De man in de winkel wilde me driewegstekers (benjamins) verkopen, maar beide typen daarvan hadden geen aardcontacten. Bovendien was ook de elektriciën van mening dat driewegstekers alleen maar topzware en gevaarlijke constructies opleveren. In de derde winkel waar ik het probeerde bleken nog contactdozen van het oude model beschikbaar.
Vandaag ging ik op stap voor een spiegel (espelho) met verlichting boven een wastafel en een buitenmodel bril voor een closetpot (vaso), voor twee douches (duchas) en een nieuwe afzuigkap (coifa of (circulatiemodel) depurador). Ik leer in een aardig tempo nieuwe woorden en begrippen, voor zover mijn oude hoofd in staat is het allemaal een beetje te onthouden (wat tegenvalt).
In de loop van mijn verblijf in Brazilië heb ik geleerd hoe je in de gaten kunt houden of je reële prijzen betaalt en niet wordt getild omdat je wordt aangezien als de gringo wiens geld niet op kan. Ik liep duidelijk tegen dat probleem aan toen ik op zoek ging naar een huis. Ik kreeg, ook van wijlen mijn vriend Augusto, prijzen te horen die me voor Brazilië en Mariana veel te hoog leken. Maar hoe krijg je daar een beetje vat op? Gelukkig bleek één van de makelaars hier een site op internet bij te houden waarop prijzen te vinden zijn (inmiddels zijn het er twee). Die gaven in ieder geval een indruk van de vraagprijzen, al leken die me dus aan de hoge kant. Dank zij de prijzen op die site wist ik dat een bepaald huis me voor een veel te hoge prijs was aangeboden. Niet voor niets zei de aanbieder, direct na het noemen van de vraagprijs, met een verontschuldigende blik: daar valt over te praten, hoor.
Internet blijkt hier een uitstekend middel om de prijzen te democratiseren. Er zijn verschillende grote warenhuisconcerns die ook een enorme webwinkel exploiteren en daar is bijna alles te koop. Zou ik hier zonder voorkennis naar een winkel gaan, dan zijn er twee mogelijkheden: men vraagt me gewoon de prijs die elke inwoner van Mariana zou moeten betalen (soms duidelijk meer dan in de grote stad) of men probeert me als gringo een poot uit te draaien. Gelukkig gebeurt dat laatste me nog nauwelijks. Ik kijk eerst op internet, maak eventueel een afdruk van een aanbieding die ik daar tegenkom en stap daarmee naar een plaatselijke winkelier. Tot mijn eigen verbazing blijken die internetprijzen meestal geen probleem voor de plaatselijke middenstand. Vanmiddag toonde ik op zoek naar een douche een aanbieding van internet en de mevrouw in de winkel zei: ik denk dat ik wel een interessante offerte voor u kan maken!
Toen ik hier voor het eerst voor een half jaar neerstreek, wilde ik de plaatselijke middenstand steunen met mijn noodzakelijke inkopen. Toen de harddisk van mijn laptop de geest gaf, kocht ik een PC bij een plaatselijke computerboer (dat woord gebruik ik met opzet). Dat zal ik beslist geen tweede keer doen, want ik bleek meteen duur leergeld te hebben betaald. Nadat ik de volle prijs vooruit had betaald, moest ik weken wachten en toen de PC eindelijk kwam, ontbraken er essentiële onderdelen. Die volgden wel, de één na de ander, maar inmiddels wist ik dat ik via internet voor tweederde van de prijs een merk-PC had kunnen kopen in plaats van (vermoedelijk illegale) import uit Paraguay, met een illegale Windowsversie en een ventilator die me bijna de kamer uit brulde. Helaas zijn hier nog mensen die denken dat de plaatselijke leveranciers het wel bij het rechte eind zullen hebben en die dus veel te veel betalen. Misschien dat het door internet een beetje gaat veranderen.
Om het verhaal even compleet te maken: in het begin kreeg ik dingen die ik nodig had soms aangeboden van familieleden of vrienden van kennissen, ‘voor een vriendenprijs’. Dat gebeurde me bijvoorbeeld met een ventilatorkacheltje. Een tante van een kennis had er één over, nog nieuw in de doos. Ik mocht hem wel even op proef gebruiken. Voor tachtig reais kon ik het ding overnemen. Ik keek op internet, zag hem voor dezelfde prijs en zelfs voor iets minder spiksplinternieuw aangeboden. Aan de doos en de gebruiksaanwijzing was goed te zien dat het kacheltje al menigmaal uit de verpakking was gehaald. Uiteindelijk kreeg ik het ding voor zestig reais. Idem dito met een mobieltje, zo goed als nieuw, van het merk Motorola. Ik stond erop de gebruiksaanwijzing erbij te krijgen. Die heb ik uiteindelijk van internet moeten downloaden. En degene die me destijds het aanbod overbracht, liet zich een paar dagen geleden in een gesprek over mobieltjes ontvallen: ‘Een Motorola? Die zijn zo slecht, die wil geen mens hebben’. Ik neem al geruime tijd niets meer over.
Op de foto: de ‘sala’ of kamer waar men mijn huis binnenkomt.