Categoriearchief: Natuur / Natureza

Beste wensen uit onze tuin


BoasFestas2016

Dit is de meest bijzondere bloem uit onze tuin. Hij groeit aan de Banana Ornamental, de sierbanaan. De bloem begint als een slanke spriet en vouwt zich geleidelijk aan open. Op onze jaarwens aan de onderkant een deel dat zich nog gaat uitvouwen. Bovenaan de afzonderlijke ‘schubben’, waaraan de beija-flores of kolibries zich tegoed komen doen. Dit seizoen hadden we acht van deze bloemen in onze sierbananen.

Als toegift een foto van de allergrootste, die inmiddels in volle bloei staat en zich helemaal heeft geopend.

Banana_orn_compl

September: de goudgele bloemenpracht van de ipê

Ipê in volle pracht

Het was in 1997, tijdens mijn tweede bezoek aan Brazilië. Ik reisde per bus door de deelstaat Minas Gerais, waar ik nu woon. Plotseling werd mijn aandacht getrokken door een boom die in volle bloei stond, maar waaraan geen blad was te bekennen. Ik leerde dat het één van de soorten van de ipê was, een boom die in het Midden- en Zuid-Amerikaanse regenwoud voorkomt, maar ook in gecultiveerde omgevingen is te vinden.

Ipês in TiradentesEerst zag ik er één met witte bloemen,  naderhand kwam ik er ook tegen met roze, lavendelkleurige en rode bloemen. Van al die variëteiten zijn in het landschap het moeilijkst te missen de ipê’s die opvallen door hun goudgele kleurenpracht. De ipê’s dragen wel blad, maar ze laten dat vallen vlak voordat ze in bloei raken.
Rondom begin september lijken al die gele ipê’s vrijwel tegelijk tot leven te komen. Je vindt ze hier in mijn woonplaats Mariana en in het naburige Ouro Preto, maar het best bleken ze te bewonderen tijdens een recente reis naar Tiradentes (waar ik eerder al eens over schreef, zie hier). Soms zie je een boom waar de bloemen verspreid of in kleinere trossen aan hangen. Maar het mooist en indrukwekkendst zijn de ipê’s waarvan de kruinen bijna lijken te bezwijken onder de dichte bloemendekens waarmee ze zijn bedekt. Soms zie je een paar van die bomen verspreid in het landschap, soms duiken ze overal langs de weg op, kleinere exemplaren dicht langs de weg, grotere op enige afstand. In het centrum van Tiradentes staat een tamelijk grote, die een deel van zijn bloemenpracht boven de straat laat hangen en die dan ook veel wordt gefotografeerd. Elders trof ik twee kleine exemplaren aan voor een van de mooie historische huisjes waar Tiradentes vol mee staat.

De ipê (officiële naam: Tabebuia, behorend tot de familie van de Bignoniaceae) was van oudsher populair bij inheemse volkeren vanwege de weerstand van het hout, dat onder andere tegen water en vuur bestand is, en vanwege medicinale kwaliteiten. Men zegt dat stoffen van de ipê een genezende werking kunnen hebben op bijvoorbeeld leukemie, allergieën, diabetes, dysenterie en malaria. Het zal in verband met die kwaliteiten zijn dat de ipê in zijn voortbestaan werd bedreigd; nu zijn er programma’s voor een verantwoorde ipêcultuur.

Imposante bloemendeken

Nieuw vogellief en -leed

Anderhalf jaar geleden schreef ik al eens onder de kop ‘Vogellief en -leed’ over de gevederde vrienden die ons leven hier verrijken. Nadat er een jonge beija-flor (kolibrie) uit het nestje onder ons dak was uitgevlogen viel zijn broertje of zusje de volgende dag uit het nest en verwisselde het kortstondige tijdelijke met het eeuwige (zie op dit weblog op 18-06-2011).
Tegenwoordig heeft Daniele eerder dan ik in de gaten wat er zich op vogelgebied in onze omgeving afspeelt. Laatst meldde ze dat moeder beija-flor opnieuw aan het broeden was en ongeveer te zelfder tijd zag ze dat een paartje sanhaçus cinzento een nest aan het bouwen was binnen in een tros cocosnoten aan onze cocosboom. Ik kon het nauwelijks geloven, maar het bleek echt waar te zijn. Met het blote oog zag ik niets in die tros, maar met de camera in de sterkste telestand was er een kopje van een sanhaçu te zien. Als je op de foto heel goed kijkt, zie je misschien iets, maar ik heb een deel van de foto wat vergroot, zodat je in de cirkel rechts boven de broedende sanhaçu beter kunt zien.
Een paar dagen geleden maakten we de tweede foto, waarop de kopjes van twee jongen zijn te zien.
De laatste dagen was het een drukte van belang doordat de ouders almaar stukjes banaan en mamão (papaya) aansleepten, onder andere vanaf een bord op onze vensterbank. Eergisteren zei Daniele: vandaag of morgen vliegen ze uit. En ze had alweer gelijk: gisteren was het nest ineens leeg en de oudervogels vlogen zenuwachtig en oplettend rondom de palmstruik op ons terras. Regelmatig verdwenen ze met voedsel in de struik.
Sanhaçu_cinz_filhote
Aan het einde van de middag zag ik ineens een kleine sanhaçu op de tegels zitten; het duurde maar even, want hij werd door één van de ouders weer het groen ingelokt. Later verscheen opnieuw één van de jongen op de tegels, hij vloog op naar de bovenrand van een stoel, gleed naar beneden en herhaalde dat enkele keren. Toen nam hij even rust en kon ik een foto van hem maken op de tuinstoel. Snel daarna fladderde hij naar de tegelvloer en verdween tussen het groen.
Daniele had mij eergisteren verteld dat de moeder beija-flor het nest in de steek scheen te hebben gelaten. Het leek erop dat de beide jongen klaaglijk om eten bedelden. Ik richtte de camera vanaf een statief op het hoge nest en liet de video een half uur draaien. Daarop was te zien dat de jongen de hele tijd alleen waren gebleven. Gisteren was alle leven verdwenen. Om zekerheid te hebben klom ik op een ladder en stak de camera op een éénbeen statief in de lucht, tot onder de dakrand.

Op de video kun je het zelf zien: één jong ligt dood op de balk. Je kunt Daniele horen zeggen dat er nog één jong in het nest ligt (zie het snaveltje over de rand) en ik vraag ‘vivo, levend?’. ‘Espero, ik hoop het’, zegt Daniele, maar er was geen beweging meer te bekennen. Alleen kleine miertjes kropen al over de lichaampjes. Het is de natuur ten voeten uit.

Het Jaar Van De Mier?

Een dezer dagen kwam ik een plaatje tegen van een spel voor op Android werkende telefoons en tablets met de weinig aan duidelijkheid te wensen overlatende titel Mierenpletter. In de regel heb ik het niet zo op zulke agressieve spelletjes, maar ik betrapte mij er nu op dat mijn belangstelling meteen klaar-wakker was. Al maanden lang heb ik het idee dat 2013 Het Jaar Van De Mier moet zijn. In onze keuken komen we werkelijk overal mieren tegen, in alle soorten en maten. Ze kruipen over de grond en over de tegelwanden, en er trekken ook hele colonnes over de bovenkant van de koelkast en over alle kastdeurtjes.
We hebben een mierenlekkernij gekocht die je op de route van de mieren moet uitstrooien en die de diertjes, als het (voor ons) goed is, meenemen naar hun nesten om zichzelf daar uit te roeien. Sommige mieren deden op de route het poeder aan en bleven levenloos achter, maar soortgenoten liepen er vervolgens in een boog omheen en gingen door met hun irritante strooptochten. Bovendien is het met zulke bestrijdingsmiddelen natuurlijk oppassen geblazen in de omgeving van levensmiddelen.
We pakten alle etenswaren zo goed mogelijk in, in afsluitbare potten en plastic zakken, maar kennelijk bleef er daarbuiten genoeg eetbaars achter, want de mieren en miertjes bleven overal terugkeren. Ze zaten aan de buitenkant van een pot honing en eenmaal hadden twee piepkleine miertjes kans gezien de gesloten pot binnen te komen. Ze brachten het er natuurlijk niet levend vanaf, want ze verdronken in de stroperige honing. De pot staat nu in een bakje met een laagje water, om nieuwe indringers de pas af te snijden.
En bleef het nu nog maar bij de keuken, dan konden we onszelf verwijten dat we etenswaren kennelijk niet goed genoeg hadden opgeborgen. Maar de kleinere miertjes doken al geruime tijd geleden ook op bij mijn laptop. Ze lopen soms over het toetsenbord en als ik er niet snel genoeg bij ben om ze weg te blazen, verdwijnen ze onder de toetsen.
Ook loopt er af en toe één over het beeldscherm en die probeer ik dan, in de stijl van het aan het begin genoemde spel, te pletten en weg te vegen. Meestal lukt me dat wel. Maar één keer leek zo’n klein miertje telkens onder mijn vinger vandaan te glippen. Pas na ettelijke pogingen bleef hij stil zitten – en toen bleek dat hij niet over het beeldscherm had gewandeld maar er binnenin, onder de bovenste glasplaat dus. Zodat nu voor de rest van het laptopleven een stoffelijk mierenoverschotje mijn werkvlak ontsiert. Het is weliswaar een kleine smet, maar die dringt zich toch dagelijks irritant aan me op.
Eerder maakte ik hier al eens melding van onze strijd tegen de mieren die het op het zoete water voor de beija-flores oftewel kolibries hebben voorzien. Door te zorgen dat ze alleen bij de bebedouros, de zoetwaterreservoirs, kunnen komen door water over te steken, hebben we dat probleem kunnen oplossen.
We hebben inmiddels de indruk dat de mieren zich het lekkerst voelen bij hogere temperaturen. Als een dag eens wat koeler uitviel, leken de mieren in hun nest te blijven. Inmiddels is de herfst hier ingetreden en we hopen nu maar dat de temperatuur snel een mieronvriendelijk niveau bereikt, zodat we een tijdje van de irritante colonnes bevrijd raken.
We hoorden van vrienden uit het noord-oosten van Brazilië dat het daar van hetzelfde laken een pak is. Gedeelde smart blijkt allesbehalve halve smart; de wetenschap dat het geen lokaal, maar een nationaal probleem is, maakt het maar een heel klein beetje draagbaarder.
Op de foto’s: één van de grootste, geportretteerd op de tegels in de keuken, en het mierenlijkje onder het glas van mijn beeldscherm.

Het regent, het zegent …

Na een lange droge periode is het eindelijk weer eens gaan regenen. Dat is een zegen, want het was allemaal veel te droog geworden en vanuit mijn huis was met regelmaat te zien dat in de heuvels aan de randen van de stad of er net buiten brand was uitgebroken in het gortdroge groen. We hopen dan altijd dat er geen huizen in de buurt staan en dat dieren een veilig heenkomen kunnen vinden. Het voorjaar is hier net aangebroken, maar eerlijk gezegd leek het er al een tijdje op dat het zomer was. Ik geniet in de regel van de warmte, ook als Daniele het eigenlijk al te warm vindt. Maar vorige week kreeg ik tijdens een poging tot een soneca of middagslaapje in de hangmat een beetje ademnood van de hoge temperatuur.
Met de regen wordt het vaak iets minder warm, maar om een uur of negen in de ochtend zie ik toch al vaak op de buitenthermometer (die nooit in de zon hangt) een temperatuur van 24 graden of nog iets meer.
We hopen dat de echte regentijd nog even op zich laat wachten, want we herinneren ons de rampzalige beelden van vorig jaar en het jaar daarvoor in de journaals. Gedeeltelijk ingestorte hellingen, onder modder bedolven huizen – laat dat allemaal maar niet terugkeren. Dat is ook beter voor de vele vogels die druk aan het broeden of aan het uitvliegen zijn. Behalve de kolibries en de kleine tortelduiven waarover ik al eerder schreef waren er ruim een week geleden ineens twee jongen van het echtpaar sanhaçu de coqueiro dat hier in de buurt woont en tot de vaste gasten van onze voedertafel behoort. De mooiste foto plaatste ik op de Braziliaanse vogelsite Wikiaves. Hierbij een vergelijkbaar plaatje van één van de jongen, op een lantaarn vlakbij de voedertafel wachtend tot één van de ouders zijn hongerige snavel kwam vullen.
Onze ‘tuin’ is inmiddels een drukbezochte ontmoetingsplaats voor een groot aantal vogels van allerlei pluimage geworden. Het blijft een feest om dat allemaal te kunnen bekijken.
P.S. Ik schrijf nog maar gewoon “het is gaan regenen”, maar in de nieuwsbrief die de Wereldomroep me stuurt las ik vandaag dat je tegenwoordig kennelijk moet zeggen “er kunnen buien tot ontwikkeling komen”. Tja, ik raak geleidelijk aan achterop als het om eigentijdse woordkeus gaat.

Piepkleine duiven

Voor het eerst vielen ze me op toen ik met iemand op bezoek ging bij een familie in één van de verre buitenwijken van Rio de Janeiro, een jaar of tien geleden. We stapten uit de auto in een soort carport en plotseling zag ik twee kleine duifjes overhangende struiken in vluchten. Ik was stomverbaasd: duiven met het formaat van een gemiddelde leeuwerik, 15–18cm van snavel- tot staartpunt, zo klein had ik ze nog nooit gezien. Inmiddels weet ik dat ze in vrijwel heel Brazilië tot de meest voorkomende vogels behoren. Ze gedragen zich als echte tortelduiven: man en vrouw zitten graag dicht tegen elkaar aan, ze geven elkaar bijna onophoudelijk kopjes en pikken elkaars verenkleed schoon. In het vorige huis waar ik in Mariana woonde, zagen we dagelijks een groep van soms wel twintig van die rolinhas roxas, zoals ze heten. De buren daar fokten kippen en eenden en strooiden kwistig allerlei korrels uit op de aarden vloer van de quintal, de binnenplaats. De rolinhas deden zich er graag te goed aan en zaten vaak op de omheining te wachten tot er nieuwe korrels kwamen.

Het vrouwtje van de rolinha roxa (er zijn verschillende soorten rolinhas) is beigekleurig en heeft schuine, donkere strepen over haar vleugels. Ze oogt uitgesproken elegant en zou in Parijs of Florence geen vreemd figuur slaan. Het mannetje heeft een kastanjekleurig lijf en een grijs kopje. Hij doet me denken aan een butler; met een bolhoedje op zou hij in Londen thuis kunnen zijn. Het paar staat op de vierde foto, links hieronder. Het mannetje broedt trouwens keurig mee, zoals is te zien op de tweede foto rechts.

In het groen bij mijn huidige huis kregen we ook regelmatig bezoek van een paartje en soms van nog een ander koppeltje. Ik zette een keer een plastic bakje met canjiquinha, kleine maiskorreltjes, voor ze op het terras. Maar ze raakten ze niet aan, kwamen er zelfs niet naar kijken. Na geruime tijd las ik dat ze hun eten alleen bij elkaar scharrelen als het van de grond is op te pikken. Daarom strooide ik de canjiquinha vervolgens op de aarde rondom de pé de coco, de cocosboom. En toen was het meteen raak! Niet alleen de rolinhas roxas deden zich eraan te goed, ook pardais, mussen, pikten letterlijk hun graantje mee en na enige tijd dook een paartje canários da terra verdadeiro op, kanaries waarvan het mannetje een opvallend oranje petje op heeft (zie de foto hierboven).

Als we aan tafel gaan kijkt Daniele uit op de cocosboom. Enige tijd geleden meldde ze me dat de rolinhas aan het nestelen waren. We hadden ze al eerder in de cocosboom zien scharrelen met nestmateriaal, maar dat had niets opgeleverd. Nu zat het vrouwtje echt in een nest in het ruwe weefsel dat als een voering de stam van de cocosboom omgeeft. (Tweede foto links.) Ik las dat het broeden 11 tot 13 dagen duurt en precies na die tijd ontdekte Daniele met haar uitstekende ogen dat er een oog van een filhote, een jong te zien was. Het zouden er twee horen te zijn, maar we zagen er maar één. Volgens het boekje vliegen ze na twee weken uit en ook dat bleek precies te kloppen. Toen ze het nest verlieten op een dag dat de ouders op afstand bleven, bleken het er toch twee te zijn. Eén wist zichzelf al aardig vliegend te redden, de andere moesten we oppakken en op de muur langs de straat zetten. De volgende ochtend bleken ze springlevend in ons groen te zitten en de dag daarop zag ik dat ze de nacht met zijn tweetjes hadden doorgebracht in een holte langs de cocosstam.

Gisteren fladderden ze af en toe van de ene tak naar de andere en op een gegeven moment waren ze neergestreken op de comedouro, de voedertafel. Niet om er te eten, maar om vanaf een rustige en veilige plek het leven om hen heen gade te slaan. Ik maakte er gebruik van om een staatsieportret van ze te maken (zie boven dit bericht). Gisterenavond in de schemering trokken ze zich weer in de cocosboom terug.

Grappig is dat de ouders zich nog maar af en toe om de jongen lijken te bekommeren. De filhotes trekken nadrukkelijk samen op. Volgens de Braziliaanse vogelsite Wikiaves is het niet ongewoon dat rolinhas zo’n twee weken na het uitvliegen van hun jongen aan een nieuw nest beginnen, als de voedselsituatie er maar naar is. Daar is voor ons dus een mooie taak weggelegd.

En alsof dat allemaal nog niet mooi en boeiend genoeg is, zit nu ook onze beija-flor of kolibrie opnieuw op het nest onder het dak aan de achterkant, waaruit pas eind mei twee jongen zijn uitgevlogen. Het lijkt hier wel voorjaar in plaats van winter.

Uitgevlogen!

Vanochtend waren ze duidelijk te zien: twee kopjes van jonge beija-flores, kolibries, over de rand van het nestje. Die vliegen misschien dit weekend nog uit en anders volgende week, dacht ik. Gemiddeld verlaten ze na 22-24 dagen het nest en volgens onze berekeningen zou het dit weekend zover zijn.
Aan het eind van de morgen moest ik even weg. Wat zie ik in mijn op vogels afgestelde ooghoek? Eén van de twee jongen, filhotes op zijn Braziliaans, is aan het einde van zijn vermoedelijk eerste vliegpoging neergestreken op het terras vóór mijn huis. Ik kon hem benaderen, hij keek me aan en bleef zitten. Ook van mijn fototoestel leek hij niet bang. Naderhand heeft Daniele hem even in de hand gehad en toen ik terugkwam, kon ik hem weer dicht benaderen. Maar toen ik probeerde of hij op mijn vinger wilde gaan zitten, fladderde hij op en zocht een zitplaats op een tak van een boompje. Zijn vader of moeder waarschuwt het jong nu regelmatig met een scherp tikgeluid. De middag kan hij op de tak doorbrengen, maar ik denk dat hij vanavond terug naar het nest moet, want ‘s nachts is het onaangenaam koud.

Jong vogelleven

De kolibrie of beija-flor tesoura gaat maar door met broeden in het nest onder het dak van mijn huis. Nadat er in juni weer een jong was uitgevlogen en het tweede uit het nest was gevallen zat de moeder voor ons gevoel al heel snel opnieuw op het nest. En begin september verschenen er weer jonge snaveltjes over de rand. Een paar dagen geleden was één van de twee uit het nest gekropen en een paar uur later had hij de benen of liever gezegd de vleugeltjes genomen. Gisteren was er geen leven meer in het nestje te bekennen zodat nummer twee ook moest zijn vertrokken. Maar toen ik aan het einde van de middag iets moest schoonmaken bij het aanrecht in de open waskeuken zag ik ineens iets bewegen op een emmertje met water. Daar lag een al bijna verdronken jonge beija-flor naar adem te snakken. Ik legde hem in de keuken op keukenpapier en liet hem daar met rust. Helaas kan een mens zo’n jong vogeltje nog niets te eten aanbieden, want het enige wat erin gaat, zijn door de moeder voorgekauwde insectjes, die de moeder met haar lange tong ook nog lijkt te injecteren.
Voor het slapengaan zetten we de jonge drenkeling in een bakvorm die aan de bovenkant grotendeels was afgedekt met een warmwaterzak. Vanochtend zat het vogeltje op de keukenvloer. Ik bracht hem naar buiten en zette hem op een muurtje in de zon. Het enige teken van leven was dat hij aldoor naar me keek en een klagend gepiep liet horen. Gelukkig merkte ik al snel dat de moeder in de buurt was. Vermoedelijk heeft ze haar jong een paar keer wat te eten gebracht. Hij was van het muurtje naar de vloer gevlogen en zat daar telkens op een andere plek. Nu is het weer donker en kouder en daarom heeft Daniele hem ‘in de watten gelegd’ in de bakvorm. Morgenochtend gaat hij weer naar buiten. Hopelijk overleeft hij het allemaal. Het zou zonde zijn als zo’n prachtig vogeltje maar zo’n kort leventje beschoren zou zijn. Hij staat wel heel mooi en aandoenlijk op de foto die ik van ’m kon maken, of niet soms?

Laatste nieuws: vanochtend veel gepiep in de woonkamer. De dreumes blijkt achter de TV-tafel te zitten. Ik neem hem op en breng hem naar buiten. Gelukkig is er volle zon. Laat zijn moeder zich zien, is mijn belangrijkste bekommernis? Ze zit op een antennedraad te wachten. Als ik me een paar meter terugtrek, overwint ze haar gebruikelijke neiging om te doen of ze niets ziet. Ze gaat naar haar drenkeling en begint onmiddellijk uitgebreid te voederen. Dan vliegt ze weg, op zoek naar meer om haar jong te verwennen. Hoera, de eerste horde is genomen. Misschien, misschien loopt het allemaal goed af!