Memorie 4 – Een kilometer, hoe ver is dat?

Als kind probeer je je een voorstelling te maken van afstanden om daar in de rest van je leven een houvast aan te hebben. Een kilometer, dat zijn duizend meters, leerde je op school. Een meter, dat wist je van moeders centimeter. Maar duizend meters? Ik mocht een keer met een oom mee in de auto en door de kilometerteller in de gaten te houden leerde ik dat ik in Sittard vanaf ons huis bij de kruising van Rijksweg en Wilhelminastraat tot aan de Geldersestraat moest lopen om een kilometer af te leggen. Nu nog denk ik daaraan als ik me de afstand van één kilometer voorstel.

Van de ANWB-wegwijzer tegenover ons huis leerde ik dat de afstand van Sittard naar Maastricht 21km is en van Sittard naar Heerlen 16km. Tot Brunssum was het op de fiets een kilometer of tien, bij de kruising in Amstenrade had ik er al acht achter de rug. Naar Roermond, waar mijn eerste vriendin woonde, fietste ik op zondag 26km en in Echt was ik op 13km precies halfweg; vooral op de terugweg was het fijn te weten dat je er al de helft op had zitten.

Zo werden in mijn jonge jaren de piketpaaltjes uitgezet waarmee ik me in de rest van mijn leven op afstanden oriënteerde.

Memorie 3 – Anton Philips

Omstreeks 1964 werkte ik af en toe samen met een directeur van een Amsterdams reclamebureau die aan het begin van zijn carrière bij Philips had gewerkt. In een gesprek stak hij een beetje de draak met het toen nog in opkomst zijnde Engelse spraakgebruik in zijn vak. Hij vertelde dat de reclame- en verkoopafdelingen bij Philips van tijd tot tijd presentaties van hun plannen gaven. De grote baas, dr Anton Philips, liep in die tijd nog rond door het bedrijf en schoof af en toe ergens aan. Dat gebeurde ook bij zo’n presentatie. Een van de jonge marketinggoden begon een uiteenzetting over plannen op het gebied van household appliances. Anton Philips stond op de achterste rij even op en vroeg: wat zei u? ‘Household appliances, mijnheer Philips’, antwoordde de spreker. Wát zei u?, herhaalde Philips. ‘Eh, huishoudelijke apparaten, mijnheer Philips.’ Dank u, zei Philips en ging weer zitten.

Memorie 2 – Nog meer schoonmaak

Morgen is het 20 april, de verjaardag van mijn vriend Peter Adriani. Wij leerden elkaar in Driebergen in de politiek kennen, verloren elkaar snel uit het oog en ontmoetten elkaar opnieuw in de redactie van het Tijdschrift voor Jeugdhulpverlening. Ons kantoor in Utrecht werd er grondig schoon gehouden door mevrouw Koopman, die ook op 20 april jarig was en die daarom in mijn geheugen zit vastgeknoopt aan Peter Adriani. Vandaar dat ik nu aan haar denk.

Mevrouw Koopman was in hart en nieren Utrechtse en Nederlandse. Ze kon zich niet voorstellen dat iemand tevreden was met een warme maaltijd waar geen aardappels en vette jus deel van hadden uitgemaakt. Dat ik vegetariër was en liever rijst dan aardappels at, accepteerde ze alleen omdat we dikke vrienden waren.

Het was in de jaren dat zich geleidelijk een milieubewustzijn ontwikkelde, ook op ons kantoor. Maar mevrouw Koopman kon het allemaal gestolen worden. Ik herinner me van haar het overvloedig gebruik van bleekwater. We dronken thee uit een witte porseleinen pot en die had van binnen een gezonde bruine aanslag gekregen. Maar mevrouw Koopman had nog nooit gehoord dat de thee daardoor beter ging smaken; voor haar was het vuil dat ze te lijf moest gaan. Dus kwam ze ons een keer trots de hagelwitte theepot laten zien die ze een beurt met bleekwater had gegeven. Het duurde een poosje voordat we de thee weer met plezier dronken.

Voor de aardwormen in de achtertuin was er geen sprake meer van een poosje. Toen mevrouw Koopman het stoepje met bleekwater had geschrobd, was het onkruid weg, maar de wormen kwamen half-verteerd bovengronds. Wij verbleekten kennelijk zo sterk dat het bleekwater sedertdien minder gretig werd gebruikt.

In tegenstelling tot de wormen kan ik nog steeds met warmte terugdenken aan de vriendschap met mevrouw Koopman, waarvan akte op haar verjaardag.

Memorie 1 – Lodalientje

In een gezin met acht kinderen was de afwas altijd een klus om flink tegenop te zien. Mijn ouders bepaalden na de avondmaaltijd wie de klus zouden klaren, waarna mijn vader zich met de krant terugtrok op het toilet en mijn moeder in een stoel bij de kachel ging zitten. Van de oudste kinderen moest er één dringend huiswerk maken, de ander naar het andere toilet en wie niet snel een smoes bij de hand hadden, waren de klos. In de keuken werden de drie rollen verdeeld: de afwas, het afdrogen en het opruimen. De afwas had het voordeel dat je het eerste weer klaar was, het opruimen was favoriet omdat je er pas later aan hoefde te beginnen en misschien kon je het tegen die tijd wel zijn vergeten.

Afdrogen dus, dat was aanpoten. Het aanrecht was klein en als je niet opschoot, kreeg je commentaar van de afwasser die de spullen niet kwijt kon. Op mijn ziekbed had ik als roodvonkpatiënt in mijn schetsblok een afwasmachine ontworpen, maar daarmee was ik de tijd tientallen jaren vooruit.

Er gloorde hoop toen ineens Lodalientje verscheen. Glazen literflessen (plastic bestond nog niet) met een wat zeepachtig middeltje waarvan je een scheutje in het afwas- of spoelwater deed. Dat had, als het goed was, tot effect dat het water van het serviesgoed in het afdruiprek droop. Ha, we hoeven niet meer af te drogen! Maar er bleken blauwige strepen op glazen en borden achter te blijven, zodat er toch nog wat viel af te drogen. Alleen de theedoeken raakten minder snel doorweekt.

Het spul kwam uit de Lodafabriek, waarvan ik me meen te herinneren dat hij in Breda stond, althans in West-Brabant. Het etiket leek te zijn ontworpen met de lineaal: recht- en driehoeken, als ik het me goed herinner. Het schort van Lodalientje die op het etiket stond af te wassen wees stijf naar achteren. De kleuren van het etiket: groen en rood, als mijn herinnering me niet bedriegt.

Dit weblog verandert

Dit weblog ben ik begonnen om af en toe iets te schrijven over wat ik van (de gang van zaken in) Nederland vind. Ik heb daartoe maar een enkele keer de behoefte gevoeld, ook omdat ik de indruk kreeg dat maar heel weinig mensen mijn schrijfsels voldoende de moeite waard vonden om ze te lezen.

Mede door het weblog van mijn vriend Bert Ernste (van harte aanbevolen: http://berternste.wordpress.com/) had ik af en toe ook wel de lust wat herinneringen vast te leggen. Dat ga ik nu ook op dit weblog doen.

De inhoud wordt dus wat gevarieerder en ik hoop hier vaker van me te laten lezen.

Mijn ‘Braziliaanse’ weblog blijft gewoon bestaan: http://constantino-c.blogspot.com/

Een abraço van Constant•ino

Barbaarse regimes

Vandaag, maandag 31 januari 2011, mocht de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland, Uri Rosenthal, in NRC Handelsblad vertellen wat hij heeft gedaan om de terechtstelling van de Iraans-Nederlandse mevrouw Zahra Bahrami te voorkomen. Eigenlijk wordt uit zijn woorden helemaal niet duidelijk wat er nu precies door Buitenlandse Zaken is gedaan, behalve dat in een laat stadium advocaten zijn betaald. Maar de minister is wel erg kwaad over wat er in Iran is gebeurd en tot slot zegt hij dan ook: „Kijk eens: de gang van zaken met betrekking tot mevrouw Bahrami toont toch niets anders aan dan dat het een barbaars regime is. Dat is geen oordeel, dat is een feit. Dat moet je in deze situatie gewoon zeggen.”
Ik denk dat velen de mening zullen delen dat je het een barbaarse daad zou kunnen noemen dat iemand ter dood wordt veroordeeld en dat die veroordeling ten uitvoer wordt gebracht. Alleen valt moeilijk vol te houden dat dit een feit is en geen oordeel. Ik vind het zelf ook verwerpelijk dat er nog regimes zijn die de doodstraf menen te kunnen verdedigen, maar ik moet tegelijkertijd ook accepteren dát zulke regimes er nog zijn. En als minister Rosenthal die barbaars vindt, is dat zijn goed recht, maar het geeft hem niet het recht zijn mening tot feit te verheffen. Het wekt een beetje de indruk dat de minister de discussie uit de weg wil gaan en die daarom maar meteen probeert af te kappen.
Het zou, ook om de doodstraf de wereld uit te krijgen, wel eens verstandiger kunnen zijn dit onderwerp meer in het algemeen aan de orde te stellen en dan bijvoorbeeld te beginnen met de Verenigde Staten van Amerika, waarmee Nederland innige banden onderhoudt, zoals ook weer bleek uit de via Wikileaks uitgelekte ambtsberichten. In dat land bestaat de doodstraf ook nog steeds en hij wordt nog in praktijk gebracht ook. Terwijl de feiten (!) telkens opnieuw aantonen dat mensen aan wier leven een einde is gemaakt met de doodstraf, naderhand onschuldig bleken. Laat de Nederlandse regering beginnen met de eigen vrienden hun gedrag te laten beteren; des te sterker sta je dan als je degenen die je niet tot je vrienden rekent op hun gedrag wilt aanspreken.

Waarom speciaal over Nederland?

In reactie op mijn eerste bijdrage aan dit weblog, over een in mijn ogen verbazingwekkend optreden van een marechaussee op Schiphol, schreef een goede vriend mij: “Ik weet wel zeker dat jij op den duur ook in Brazilië spanningen en kwesties tussen enerzijds en anderzijds zal ervaren”. Dat ‘op den duur’ had hij kunnen weglaten, want al voordat ik hier was komen wonen was me duidelijk geworden dat er hier heel wat schort aan de verhoudingen in de samenleving (in sommige opzichten veel meer dan in Nederland), aan de wijze waarop politiek wordt bedreven en aan de mate waarin het gros van de burgers invloed kan uitoefenen op de gang van zaken in de samenleving.

Toch zal ik het daarover hier niet hebben, tenzij het me nuttig lijkt om er mijn mening over omstandigheden in Nederland mee te verduidelijken. Ik heb er een goede reden voor om het hier over ontwikkelingen in Nederland te hebben: ik heb mijn hele volwassen leven lang in Nederland het kiesrecht uitgeoefend en ook nu nog mag ik in Nederland mijn democratische rechten uitoefenen. Daarom voel ik mij nog steeds tot op zekere hoogte medeverantwoordelijk voor de politieke en maatschappelijke gang van zaken in Nederland. Bovendien merk ik ook vanuit Brazilië dat Nederland nog steeds niet heeft afgeleerd het vingertje van de schoolmeester op te steken als het vindt dat het elders op de wereld niet goed gaat. Een land dat meent de rest van de wereld de les te mogen lezen verdient het zelf extra-kritisch te worden beoordeeld, vind ik.

De draagvlaksmoes

Via internet weet ik dat in Nederland weer wordt gediscussieerd over de kilometerheffing. Die was, als ik het me goed herinner, bedoeld om het fileprobleem kleiner te maken. In het nieuws lees ik nu nauwelijks nog waarvoor de aangekondigde wetgeving bedoeld zal zijn. De discussie lijkt te gaan over de vraag of de automobilist er financieel beter van wordt en of de eventuele opbrengst zal worden gebruikt om nóg meer asfalt aan te leggen.

Sommige politici proberen een spaak in het wiel te steken door te stellen dat er geen draagvlak voor de kilometerheffing is. En als er geen draagvlak is, luidt de boodschap impliciet, dan moeten we er maar niet aan beginnen.

Ik weet niet meer precies wanneer ik het begrip draagvlak voor het eerst in de politiek heb horen gebruiken. Het is vast al een tijd geleden. Aanvankelijk ging het erom te proberen de burger mee te krijgen voor beslissingen die niet a priori op veel enthousiasme konden rekenen. Om dingen die politici nodig vonden en die naar hun mening beter in praktijk konden worden gebracht als de burgers inzagen dat het om een noodzakelijk iets (soms een noodzakelijk kwaad) ging.

Het was in de tijd dat politici naar de kiezers luisterden en als dat nodig was met hen in discussie gingen. Vanuit een duidelijke visie op de samenleving probeerden zij de kiezersachterban van hun partij mee te krijgen, zodat kiezers zich vervolgens medeverantwoordelijk voelden voor beslissingen die door hun politici waren genomen. Zo kon ‘draagvlak’ ontstaan, ook voor beslissingen en maatregelen waar niet iedereen uit zichzelf warm voor liep.

Ik heb meer en meer de indruk gekregen dat politici niet meer zoveel moeite doen om uit te leggen waarom zij iets noodzakelijk vinden. Misschien weten ze het zelf ook lang niet altijd en zijn ze alleen maar vóór omdat hun fractie dat nodig vindt of omdat het in de coalitie zo is afgesproken. In het ergste geval krijgen we te horen dat het van Brussel moet, ook als anderen verzekeren dat dat helemaal niet zo is. Zo las ik dat Brussel zou verplichten tot het opslaan van vingerafdrukken in de nieuwe paspoorten in een centraal register, terwijl dat helemaal geen Brusselse eis schijnt te zijn, maar een wens van Den Haag.

De manier waarop nu de discussie over het rekeningrijden wordt gevoerd staat me ook tegen vanwege de argumentatie. Terwijl er geen dag meer voorbij gaat zonder dat de media ons de consequenties van de klimaatverandering inpeperen, blijven Nederlandse politici zich meer druk maken om de behoefte van veel Nederlanders om elke dag met de auto naar het werk te gaan en de economische gevolgen daarvan. Bang om te worden uitgemaakt voor autohater of zoiets vergeten veel politici dat de leefbaarheid van de samenleving soms vereist dat er maatregelen worden genomen die de kiezers op korte termijn niet welgevallig zijn, maar die op de duur goede vruchten kunnen afwerpen. Ik heb heimwee naar de tijd dat er politici waren die echt een visie op de toekomst hadden en vanuit die visie hun tong blauw praatten om kiezers mee te krijgen. De vraag was minder óf er draagvlak voor een maatregel was, maar eerder: hoe krijgen we draagvlak voor deze noodzakelijke ontwikkeling?

Hier in Brazilië kom je voorbeelden tegen van maatregelen waar Nederlandse politici zich rot van zouden schrikken omdat er geen draagvlak voor zou zijn. Ik geef als voorbeeld de enorme verkeersdrempels die je in dit hele land overvloedig tegenkomt. Het zijn geen autovriendelijke drempels, die lombadas, die in de volksmond quebra-molas worden genoemd, verenbrekers. Je moet er altijd flink voor afremmen en soms moet je er diagonaal overheen om je uitlaat te sparen. Autorijdend Brazilië heeft de pest aan die dingen, maar vooral de mensen die langs de wegen wonen waar het interlokale verkeer overheen dendert, weten dat er elke dag kinderlevens worden gespaard doordat de lombadas automobilisten dwingen hun snelheid fors te verlagen, als het nodig is driemaal achter elkaar op een afstand van honderd meter.

Ik vind het praten over draagvlak in veel gevallen ook heel hypocriet, want waarom speelt het gebrek aan draagvlak ineens geen rol als het gaat om deelname aan een oorlog zoals die in Afghanistan of Irak en om het doordrukken van wat aanvankelijk trots de Europese grondwet werd genoemd en later, toen het draagvlak gering bleek, ineens werd teruggebracht tot een Europees verdrag?

Kippenvel

Mariana, 23 april 2009

Dagelijks stuurt de Wereldomroep mij een nieuwsbrief met een samenvatting van het nieuws uit Nederland en uit de rest van de wereld. Gisteren las ik daarin dit bericht:

Italiaan valt in bagagekelder op Schiphol

Een 23-jarige Italiaanse man is in de bagagekelder van Schiphol gevallen. De Italiaan, die voor het eerst in zijn leven met het vliegtuig reisde, was zijn identiteitsbewijs kwijt. Hij dacht dat deze (moet natuurlijk ‘dit’ zijn, CC) wel aan het eind van de bagageband zou liggen. Daarom klom hij op de band om vervolgens meters naar beneden de kelder in te duikelen. Een medewerker van Schiphol haalde hem tussen de bagage vandaan en droeg hem over aan de marechaussee, die hem een boete gaf. Zijn legitimatiebewijs vond hij niet meer terug; de Italiaan moest een nieuw document aanvragen.

Van zo’n bericht krijg ik kippenvel. Ik probeer me voor te stellen waarom die jonge Italiaan een boete krijgt als hij in zijn onervarenheid op de verkeerde manier op zoek gaat naar zijn identiteitsbewijs. Waarom bekommert de marechaussee zich niet om deze man in zijn hulpeloosheid? Zou niet de eerste reactie kunnen en moeten zijn: hoe helpen we deze man weer op pad?

Hoe komt het dat een overheidsdienaar in dit geval naar zijn bonboekje en pen grijpt in plaats van die Italiaan op zijn gemak te stellen en hem te vertellen hoe hij aan een nieuw identiteitsbewijs kan komen? Hoe is die marechaussee opgeleid voor zijn taak op Schiphol? Wat verwachten zijn superieuren van hem? Hoe is hem geleerd met mensen in hulpeloze omstandigheden om te gaan?

Misschien is dit nog een uitvloeisel van zo’n vermaledijd prestatiecontract, waarbij meer bonnen en boetes meer waardering opleveren. Maar vast geen waardering in Italië. Als deze Italiaan daar terugkomt en zijn verhaal vertelt, zal de achting voor Nederland er niet groter op worden. Misschien gaan weer een paar Italianen méér zich afvragen of die Europese eenwording wel zo’n goed idee is.

Voor mij is dit weer een voorbeeld van hoe de overheid in Nederland erin slaagt de sfeer in de samenleving verder te laten verzieken. Niet alleen ik krijg er kippenvel van, dat zal zeker ook met anderen gebeuren. En hoewel niet iedereen zich het bewust zal zijn – ook door deze dingen groeit de afstand tussen de overheid en de burger, met onder andere als gevolg dat de burger steeds meer de neiging voelt opkomen zich tegen de overheid af te zetten. Omdat die overheid zich onbereikbaar en ongenaakbaar toont, richt de burger zijn woede meer en meer op de overheidsfunctionarissen die nog wel zichtbaar en aanspreekbaar zijn, zoals politie- en brandweerpersoneel, en op mensen in dienst van instanties die als overheid worden ervaren, zoals ambulancepersoneel.

In plaats van zich daar boos over te maken zou de overheid eens moeite moeten doen dat te begrijpen en de oorzaken weg te nemen. Of heb ik het mis?

Weg uit Nederland

In 2008 ben ik op mijn 72ste jaar geëmigreerd uit Nederland (NL) naar Brazilië (BR). Toen ik mijn besluit wereldkundig maakte, onder andere via discussieforums op internet, reageerden sommige mensen meteen met de conclusie: weer iemand die Nederland beu is, met zijn files, zijn ruimtegebrek, zijn intolerante houding. Maar het was beslist niet de behoefte om NL achter me te laten die me naar BR dreef. Het was voor honderd procent mijn liefde voor BR, de Brazilianen en hun leefstijl. Sedert 1995 bezocht ik BR met regelmaat en iedere keer weer had ik het gevoel hier in een warm bad te vallen.

Dat ik dus niet uit onvrede uit NL vertrok, neemt niet weg dat ik de nodige kritiek heb op omstandigheden en ontwikkelingen in NL. Tekenend is misschien dat ik in de tien maanden dat ik hier woon (en met het halve jaar dat ik hier op proef woonde in 2007 erbij is het dus al dik meer dan een jaar) geen greintje heimwee heb gekregen. Later dit jaar ga ik voor een maand terug, om familie en vrienden op te zoeken, maar ik weet zeker dat ik daarna weer heel blij zal zijn terug te kunnen naar BR.

Ik volg de ontwikkelingen in NL via kranten en nieuwsberichten die ik op internet krijg toegestuurd en via de vele telefonische en e-mailcontacten. Ik merk daarbij dat de manier waarop ik naar het nieuws over NL kijk enigszins verandert. Misschien kun je zeggen dat je blik op een samenleving waarvan je geen deel meer uitmaakt, wat kritischer wordt, misschien wat eerlijker, in ieder geval wat scherper. Je hebt minder de neiging dingen te vergoelijken om het voor jezelf acceptabel te maken dat je ermee kunt leven.

Op dit weblog zal ik af en toe iets aan de orde stellen waarvan het me de moeite waard lijkt het ter discussie te stellen. Waarmee ik duidelijk wil aangeven dat ik het op prijs zal stellen als op mijn gedachten wordt gereageerd. Vooralsnog zal dit weblog toegankelijk zijn voor mensen die ik er zelf voor uitnodig. Die beperking lijkt me nuttig om ten minste twee redenen:

1 ik wil voorkomen dat de op internet rondwarende ‘ruziezoekers’ en lieden die zich graag onbetamelijk uitlaten hier de sfeer komen bezoedelen;

2 ik heb absoluut niet de pretentie dat mijn meningen en ervaringen verdienen op bredere schaal openbaar te worden gemaakt.

Bij voorbaat dank voor reacties.

Constant(ino) Coolsma

Over mijn ervaringen in BR maak ik af en toe iets wereldkundig op een ander weblog: <http://constantino-c.blogspot.com/>

Onze digitale revolutie heeft ook een nieuwe emancipatiegolf veroorzaakt, in die zin dat iedereen, ongeacht zijn kennis, ervaring, intelligentie, ieder ogenblik de hele wereld kan laten weten wat hij van alles vindt. Hofland, de Groene, 24-04-2012