Tagarchief: Didden

Memorie 8 – Horlogemaker op ’t spoor

Hij heette Didden en in mijn herinnering had hij altijd zo’n horlogemakersloep voor zijn linkeroog. Hij had zijn zaakje in een winkelpand aan de Sittardse Steenweg. Er stond een werktafel, langs de wanden stonden en hingen kasten en al dat meubilair was gevuld met horloges, klokken en wekkers die op reparatie wachtten. Mijnheer Didden vond dat je van je leven goed gebruik moest maken, en voor hem betekende dat: niet alleen maar werken. Hij liet zich gemakkelijk afleiden, wat tot gevolg had dat een deel van de uurwerken in zijn atelier daar al meer dan een jaar de kans had gekregen wortel te schieten. Meer dan eens maakte ik mee dat er een klant kwam vragen hoe het met zijn horloge of wekker stond; dan zág je mijnheer Didden denken: om welk klokje gaat het ook alweer? Dan snuffelde hij rond op zijn tafel en in de kasten tot hij de patiënt had gevonden en hij beloofde, misschien niet voor de eerste keer, er snel iets aan te gaan doen. Om die belofte kracht bij te zetten, legde hij het uurwerk vlak bij zich op zijn werktafel.

Midden in het atelier stond nóg een grote tafel, met, tussen de uurwerken, een elektrische trein, de simpelste die ik in mijn leven heb gezien. Hij stond op rails van koperdraad dat op de koppen van in het tafelblad geslagen spijkers was gesoldeerd. De trein zelf bestond uit een locomotief en twee of drie wagons die bestonden uit een rudimentaire opbouw van koper en blik. Maar zo simpel als het was – het werkte wel. En je hoefde maar íets te vragen over hoe het werkte, of mijnheer Didden kwam van zijn stoel om je het allemaal te laten zien en uit te leggen.

Het was in mijn gymnasiumjaren, kort na de tweede wereldoorlog, toen in Duitsland het Wirtschaftswunder zich voltrok en wij daar de vruchten van mochten bewonderen. In de etalage van de grootste speelgoedzaak van de stad verscheen een Märklinspoor en op de woensdagmiddag mocht één van mijn klasgenoten dat spoor bedienen. Dat wilde zeggen: met de transformator de trein rondjes laten rijden en laten stoppen op het stationnetje. Maar het indrukwekkendste was niet dat die trein zijn rondjes reed; dat was voor mij de seinpaal die af en toe op rood ging en waarvoor de trein dan automatisch tot stilstand kwam. Hoe is dat mogelijk, vroeg ik mij af? Ik bladerde door een catalogus van Märklin en probeerde achter het geheim te komen. Hóe ik er precies achter kwam, herinner ik me niet meer, maar op een gegeven moment ging er een belletje rinkelen. Ik schetste mijn idee en kwam tot de conclusie dat het moest werken.

De volgende dag bezocht ik mijnheer Didden en ik vertelde hem, terwijl hij door zijn loep diep in een horloge keek, hoe je volgens mij een automatisch werkende seinpaal de trein kon laten stoppen. Hij keek me een beetje verrast aan, nog niet helemaal overtuigd. Toen ik hem mijn schetsje liet zien en uitlegde dat je gewoon één van de stroomvoerende rails op twee plaatsen moest doorzagen, nieuwe stroomdraadjes moest trekken en die verbinden met een schakelaartje waarmee ook de seinpaal was verbonden, kwam hij meteen van zijn stoel en greep zijn ijzerzaagje en soldeerbout. Van dik koperdraad en twee fietslampjes soldeerde hij een seinpaaltje in elkaar, van een plaatje bakeliet en koperen pennetjes fabriceerde hij het schakelaartje. Een uurtje later, toen mevrouw Didden riep dat het middageten klaar was, keken we met groot genoegen en ook een beetje trots naar het treintje dat keurig stopte als het lampje rood was en weer ging rijden als het groen licht kreeg.

Hoewel ik me kon voorstellen dat de klanten niet zo enthousiast waren over Diddens werktempo, voelde ik onbewust toch al bewondering en respect voor het feit dat hij zijn werk het werk kon laten als andere dingen in het leven zijn aandacht vroegen. Nu denk ik: hij had wel een Braziliaan kunnen zijn.