Op de site van de Volkskrant lees ik op de avond van 6 april:
Het is grappig om te zien dat politici en andere duiders meteen hun reactie klaar hebben en pretenderen precies te weten wat de kiezers met hun stem wilden uitdrukken. Volgens mij ligt het niet zó gemakkelijk.
De mensen die bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne ‘tegen’ stemden kunnen dat om veel verschillende redenen hebben gedaan.
In de eerste plaats kunnen mensen het verdrag zelf hebben gelezen en op grond daarvan tegen het verdrag op zichzelf zijn of tegen bepaalde aspecten van het verdrag.
In de tweede plaats zullen er mensen zijn die het verdrag op dit moment niet opportuun vinden. Dat kunnen mensen zijn die vinden dat de Europese Unie beter eens even pas op de plaats kan maken en met nieuwe associatieverdragen beter kan wachten tot de huidige leden van de EU het wat meer met elkaar eens zijn op belangrijke punten, zoals het vluchtelingenvraagstuk.
Ook kunnen er mensen zijn die het niet het juiste moment vinden om de invloedssfeer van de EU naar het oosten uit te breiden nu de geopolitieke situatie gespannen is en de relatie met met name Rusland onder druk staat.
Dan kunnen er mensen zijn die tegen het verdrag hebben gestemd omdat ze hebben begrepen dat velen in Oekraïne het idee hebben dat hun land binnen afzienbare tijd volwaardig lid van de Europese Unie kan worden, terwijl vooral vanuit Brussel aldoor wordt benadrukt dat het helemaal niet de bedoeling is dat Oekraïne lid wordt van de EU. Die mensen stemden tegen omdat ze geen verkeerde verwachtingen wilden wekken, met mogelijk grote teleurstellingen en gevaarlijke consequenties in Oekraïne.
In de derde plaats kunnen er mensen zijn die tegen hebben gestemd omdat ze moeite hebben met hoe de Europese samenwerking zich vooral de laatste jaren ontwikkelt. Zij kunnen grote voorstanders zijn geweest van meer samenwerking onder de paraplu van de EU, toen het erom leek te gaan dat alle betrokken volken/landen het vooral in sociaal opzicht beter zouden krijgen. Een Europese samenwerking die ervoor zou zorgen dat alle Europeanen zich gelukkiger zouden kunnen gaan voelen.
Voor die mensen telt misschien dat de huidige EU zich weinig sociaal opstelt, vooral aan de belangen van het multinationale bedrijfsleven, de financiële wereld en het voortbestaan van de euro lijkt te denken en zich soms ronduit ondemocratisch gedraagt.
Deze mensen willen dus wel Europese samenwerking, maar op een andere, meer sociale manier, waarbij alle afzonderlijke volken/landen even belangrijk zijn, ongeacht hun oppervlakte of bevolkingsaantallen.
In de vierde plaats zijn er vermoedelijk ook mensen die vroeger overtuigde ‘Europeanen’ waren, maar die zo teleurgesteld zijn in de wijze waarop de Europese Unie zich heeft ontwikkeld dat het hen een beter idee lijkt de Europese Unie maar helemaal op te doeken. Waarbij een onderscheid valt te maken tussen mensen die denken: ‘laten we Europa maar van de grond af opnieuw opbouwen’ en mensen die denken: ‘laten we deze grootschalige samenwerking maar helemaal stopzetten en het in kleinere verbanden opnieuw proberen’.
Dan zullen er mensen tegen hebben gestemd om meer abstracte redenen. Bijvoorbeeld omdat ze de Europese Unie verwijten dat die de Europese burgers eerder uit elkaar heeft gedreven dan bij elkaar heeft gebracht (denk maar aan de Grieken). Of omdat ze zich bedreigd voelen door de vluchtelingenproblematiek en de EU daarvoor verantwoordelijk houden of vinden dat de EU daarop niet het goede antwoord geeft. Of omdat ze het gevoel hebben dat hun ideeën, zorgen en problemen in de politiek, ook in eigen land, geen aandacht meer krijgen van de politici. Of omdat ze vinden dat de democratie niet goed meer functioneert en dat dat komt doordat zoveel beslissingen in Brussel worden genomen. Of omdat ze het gevoel hebben dat landelijke politici zich aldoor achter ‘Brussel’ verschuilen om impopulaire besluiten niet te hoeven verantwoorden.
Of omdat ze hun vertrouwen in de politiek helemaal zijn kwijtgeraakt doordat ze het gevoel hebben dat politici in de politiek zijn gegaan om er zelf een mooie carrière aan over te houden en niet om op te komen voor de belangen en de overtuigingen van degenen die hen hebben gekozen.
Ook bij degenen die vóór het associatieverdrag hebben gestemd hebben vrijwel zeker veel verschillende argumenten een rol gespeeld. Bijvoorbeeld dat ze het associatieverdrag hebben gelezen en vinden dat het goed is dit verdrag te sluiten. Of dat ze vinden dat de EU door dik en dun gesteund moet worden omdat Europa anders niet meer meetelt in de wereld. Of omdat er een Koude-Oorlogssfeer heerst en we dus aan Poetin moeten laten zien dat met de EU niet valt te sollen. Of omdat ze vinden dat je de democratie beter aan de deskundigen kunt overlaten en dat wat er aan voorstellen uit die deskundigenkoker komt gewoon moet worden geaccepteerd, ook dit associatieverdrag. Of omdat ze een referendum een heel slecht middel vinden en dat op deze manier willen uitdrukken.
En dan ben ik vast nog het een en ander vergeten. Maar wat wel duidelijk wordt, dat is dat het vrijwel onmogelijk zal zijn uit de uitslag van dit referendum te concluderen wat de nee-stemmers met hun stem wilden uitdrukken en hetzelfde geldt voor de voor-stemmers.