Als kind probeer je je een voorstelling te maken van afstanden om daar in de rest van je leven een houvast aan te hebben. Een kilometer, dat zijn duizend meters, leerde je op school. Een meter, dat wist je van moeders centimeter. Maar duizend meters? Ik mocht een keer met een oom mee in de auto en door de kilometerteller in de gaten te houden leerde ik dat ik in Sittard vanaf ons huis bij de kruising van Rijksweg en Wilhelminastraat tot aan de Geldersestraat moest lopen om een kilometer af te leggen. Nu nog denk ik daaraan als ik me de afstand van één kilometer voorstel.
Van de ANWB-wegwijzer tegenover ons huis leerde ik dat de afstand van Sittard naar Maastricht 21km is en van Sittard naar Heerlen 16km. Tot Brunssum was het op de fiets een kilometer of tien, bij de kruising in Amstenrade had ik er al acht achter de rug. Naar Roermond, waar mijn eerste vriendin woonde, fietste ik op zondag 26km en in Echt was ik op 13km precies halfweg; vooral op de terugweg was het fijn te weten dat je er al de helft op had zitten.
Zo werden in mijn jonge jaren de piketpaaltjes uitgezet waarmee ik me in de rest van mijn leven op afstanden oriënteerde.