Nog een envelop met postzegels uit Brazilië, bijna dertien jaar geleden verstuurd. De bovenste zegels vestigden vermoedelijk de aandacht op de nauwe banden tussen Brazilië en Libanon. Er zijn veel Libanezen naar Brazilië geëmigreerd. Je komt hier in Brasil dan ook veel Libanese namen tegen.
De middelste foto beneden toont het portret van één van Braziliës meest bekende schilders: Candido Portinari. Hij heeft veel monumentale schilderijen gemaakt, onder andere in gebouwen die waren ontworpen door de beroemde architect Oscar Niemeyer.
Als je op de envelop klikt, krijg je hem groter te zien.
Nog maar veertien jaar is het geleden dat ik in Utrecht deze envelop ontving vanuit Brazilië. Inmiddels al bijna een museumstuk. Als ik nu in Brasil zelf post ontvang, zit er nog maar een doodenkele keer een postzegel op.
Overigens vestigde de postzegel de aandacht op Braziliaanse exportproducten, zoals je op de kleinere foto nog kunt zien.
Als je op de grote foto klikt, krijg je hem groter te zien.
Filatelie, postzegels, wie denkt er nog aan? Internet en e-mail hebben ze bijna weggevaagd. De liefhebber vindt postzegels nog in winkeltjes zoals dit wat verstofte zaakje in Parijs, in een smal winkelstraatje tussen Montmartre en het centrum, als ik het mij goed herinner. Je kon er ook oude cartes postales, ansichtkaarten, vinden. Ik kocht er ooit een die een Franse vluchteling in de tijd van de Eerste Wereldoorlog vanuit Assen naar zijn familie in Frankrijk had gestuurd.
Als je op de foto klikt, krijg je hem groter te zien.
De winkel van Zef Pfeifer aan de Sittardse Steenweg in 1958. Op de voorgrond Rosie, dochter van Zef, met op haar arm haar zoon Jos Köhlen. Rechts in de benedenhoek (rode ovaal) is in de etalage een postzegelpakket te zien. Jos Köhlen stelde de foto ter beschikking.
Na mijn gymnasiumopleiding in Sittard ging ik voor enige tijd naar Utrecht. Ik stond er ingeschreven als theologisch student; zo omschreef mijn vader het ietwat cynisch, want ik kreeg er al gauw in de gaten dat een studie theologie iets heel anders was dan ik er mij bij had voorgesteld. Van studeren kwam dus weinig. In de paar maanden die ik in de Domstad doorbracht, woonde ik op een studentenkamer aan de F.C. Dondersstraat, om de hoek aan het eind van de straat, tegenover het Ooglijdersgasthuis. Als ik vandaar naar het universiteitsgebouw op het Domplein liep of terug naar huis, kwam ik in de Voorstraat langs een fascinerend winkeltje, dat was volgestouwd met tweedehands boeken en tijdschriften. Het was eigenlijk een beetje een donker hol en dat bepaalde de wat geheimzinnige sfeer. Als je de winkel binnenstapte, liep je tegen een toonbank op waarop flinke stapels tijdschriften lagen. Ik liep er geregeld binnen om een blik te werpen in bladen over vooral fotografie en doe-het-zelven. Het viel me op dat er naast me oudere mannen stonden met een wat verfomfaaid uiterlijk, die een korte, niet bijster geïnteresseerde blik wierpen in de stapels. Pas als ze bijna onderin waren beland, nam hun belangstelling vreemd genoeg toe. Toen ik zelf ook eens een keer bijna een hele stapel had doorzocht, kreeg ik een antwoord op mijn stille vraag wat die oudere heertjes er zochten. Ineens doemden er enkele nummers op van een tijdschrift dat, als ik het me goed herinner, ‘Noir et blanc’ heette. Ze stonden vol met foto’s van schaars geklede dames uit een jongere leeftijdscategorie. Pornografie dus.
Toen ik heel veel jaren later terugkwam in Utrecht, leerde ik al snel een andere tweedehands boekwinkel kennen, in de Domstraat, tussen het Janskerkhof en het Domplein. Dat was een heel ander winkeltje. Er viel meer daglicht naar binnen, maar het had ook de wat verstofte sfeer die aan veel winkels met tweedehands boeken eigen is. Je kon er terecht voor studieboeken, voor reisgidsen, voor literatuur, voor woordenboeken, voor kunst, eigenlijk voor alles wat een boek de moeite waard kan maken. Het winkeltje was lang niet altijd open. Het gebeurde meer dan eens dat het om onduidelijke redenen pas laat open ging of een hele dag gesloten bleef. Het winkeltje was niet diep, maar er was wel een trap naar een volgende etage. Voor mij was het één van die winkeltjes die het Utrechtse stadshart zijn bijzondere karakter gaven.
De laatste jaren dat ik in Utrecht woonde, kreeg ik de indruk dat het een aflopende zaak was. De winkel leek permanent gesloten te zijn. De etalageruiten werden steeds stoffiger en de boeken in de etalage leken geen verse vingerafdrukken meer te tonen.
Ik begon deze memorie in Sittard. Daar was ook een tweedehands winkeltje dat een bijzondere plaats in mijn geheugen wist te verwerven. De naam van de winkel was ik vergeten; maar inmiddels weet ik dat de eigenaar Zef Pfeifer heette. Zijn winkel stond aan de Steenweg, vanaf de Rijksweg gezien in de richting van het station, links, vlak vóór slagerij Vink.
In die tijd kocht ik nog maar weinig boeken, ook omdat mijn karige zakgeld daar niet toereikend voor was. Maar mijn vader was in mijn jonge jaren een postzegelverzameling voor mij begonnen. Vaders en zoons herkennen het vast wel: vaders die verwachten of hopen dat hun zoon hun geliefde hobby zal overnemen en als voorschot er zelf maar vast mee beginnen. Zo groeide ik op met een heel mooi postzegelalbum waarin op voorgedrukte bladzijden in zachtgroen alle ooit in Nederland uitgegeven postzegels waren voorgedrukt, met de bedoeling dat je er echte postzegels overheen plakte. Het album was uitgegeven door de AVRO, in mijn geboortejaar 1936.
Het boekwinkeltje aan de Steenweg had voorin de etalage pakketten liggen met gebruikte postzegels. Ze waren er in verschillende formaten en voor verschillende prijzen, ik meen vanaf 50 cent. Af en toe kreeg ik van mijn vader een paar kwartjes om zo’n pakketje te gaan kopen. Met kloppend hart maakten we voorzichtig het cellofaan open om de postzegels zo gaaf mogelijk te houden. Natuurlijk zaten vooral de goedkopere pakketten vol met gangbare postzegels. Die kon je hoogstens gebruiken om te ruilen of om weg te geven. Een heel enkele keer zat er een bijzondere zegel bij en dan zochten we naarstig naar de wellicht nog lege plek in het album.
Later kocht ik er weleens een boekje. Mijn eerste pocketboeken uit de Prismareeks en enkele Amerikaanse pockets met korte verhalen kwamen er vandaan. Maar dat ik het winkeltje aan de Sittardse Steenweg niet ben vergeten, komt vooral door een bijzondere gebeurtenis met een schoolkameraad. Het was een van oorsprong Rotterdamse jongen, die bij het Duitse bombardement in mei 1940 zijn beide ouders was verloren. Hij was terechtgekomen bij pleegouders in Limburg. Ik heb hem weleens thuis opgezocht. Zijn pleegouders hadden zelf geen kinderen en de sfeer in huis was ook niet erg kindvriendelijk; het zag er allemaal wat vormelijk uit. Ik had de indruk dat mijn klasgenoot zich er niet erg op zijn plek voelde. Het was overigens iemand met een heel bijzonder stel hersens. Zelf moest ik enorm blokken om een rijtje Franse woorden in mijn hoofd te krijgen. Hij daarentegen keek één keer aandachtig naar een rijtje nieuwe woorden en die had hij dan voor eeuwig paraat.
Op een dag verscheen hij niet op school. In die tijd werd dat onmiddellijk opgemerkt en de schoolleiding nam contact op met de (pleeg)ouders. Later hoorden we dat hij schoolboeken in het winkeltje aan de Steenweg te gelde had gemaakt en met de opbrengst een spoorkaartje naar Rotterdam had gekocht. Eén of twee dagen later was hij terug. De politie in zijn geboortestad had hem van de straat gevist en hem persoonlijk thuisgebracht. Ik kon me voorstellen dat hij in Rotterdam iets te zoeken had gehad. Maar er werd verder geen woord over gesproken.
Onze digitale revolutie heeft ook een nieuwe emancipatiegolf veroorzaakt, in die zin dat iedereen, ongeacht zijn kennis, ervaring, intelligentie, ieder ogenblik de hele wereld kan laten weten wat hij van alles vindt. Hofland, de Groene, 24-04-2012