Mariana, 23 april 2009
Dagelijks stuurt de Wereldomroep mij een nieuwsbrief met een samenvatting van het nieuws uit Nederland en uit de rest van de wereld. Gisteren las ik daarin dit bericht:
Italiaan valt in bagagekelder op Schiphol
Een 23-jarige Italiaanse man is in de bagagekelder van Schiphol gevallen. De Italiaan, die voor het eerst in zijn leven met het vliegtuig reisde, was zijn identiteitsbewijs kwijt. Hij dacht dat deze (moet natuurlijk ‘dit’ zijn, CC) wel aan het eind van de bagageband zou liggen. Daarom klom hij op de band om vervolgens meters naar beneden de kelder in te duikelen. Een medewerker van Schiphol haalde hem tussen de bagage vandaan en droeg hem over aan de marechaussee, die hem een boete gaf. Zijn legitimatiebewijs vond hij niet meer terug; de Italiaan moest een nieuw document aanvragen.
Van zo’n bericht krijg ik kippenvel. Ik probeer me voor te stellen waarom die jonge Italiaan een boete krijgt als hij in zijn onervarenheid op de verkeerde manier op zoek gaat naar zijn identiteitsbewijs. Waarom bekommert de marechaussee zich niet om deze man in zijn hulpeloosheid? Zou niet de eerste reactie kunnen en moeten zijn: hoe helpen we deze man weer op pad?
Hoe komt het dat een overheidsdienaar in dit geval naar zijn bonboekje en pen grijpt in plaats van die Italiaan op zijn gemak te stellen en hem te vertellen hoe hij aan een nieuw identiteitsbewijs kan komen? Hoe is die marechaussee opgeleid voor zijn taak op Schiphol? Wat verwachten zijn superieuren van hem? Hoe is hem geleerd met mensen in hulpeloze omstandigheden om te gaan?
Misschien is dit nog een uitvloeisel van zo’n vermaledijd prestatiecontract, waarbij meer bonnen en boetes meer waardering opleveren. Maar vast geen waardering in Italië. Als deze Italiaan daar terugkomt en zijn verhaal vertelt, zal de achting voor Nederland er niet groter op worden. Misschien gaan weer een paar Italianen méér zich afvragen of die Europese eenwording wel zo’n goed idee is.
Voor mij is dit weer een voorbeeld van hoe de overheid in Nederland erin slaagt de sfeer in de samenleving verder te laten verzieken. Niet alleen ik krijg er kippenvel van, dat zal zeker ook met anderen gebeuren. En hoewel niet iedereen zich het bewust zal zijn – ook door deze dingen groeit de afstand tussen de overheid en de burger, met onder andere als gevolg dat de burger steeds meer de neiging voelt opkomen zich tegen de overheid af te zetten. Omdat die overheid zich onbereikbaar en ongenaakbaar toont, richt de burger zijn woede meer en meer op de overheidsfunctionarissen die nog wel zichtbaar en aanspreekbaar zijn, zoals politie- en brandweerpersoneel, en op mensen in dienst van instanties die als overheid worden ervaren, zoals ambulancepersoneel.
In plaats van zich daar boos over te maken zou de overheid eens moeite moeten doen dat te begrijpen en de oorzaken weg te nemen. Of heb ik het mis?