Tagarchief: Sierk Coolsma

Memorie 46: Hoe mijn vader afscheid nam

Mijn vader: Sierk Coolsma (Dubbeldam 20-12-1905 – Sittard 04-05-1969)

Het was in de nacht van de derde op de vierde mei 1969, op de zeer vroege zondagochtend. Ik woonde in Driebergen, nog bij mijn gezin, in het huis op de hoek van de Rosariumlaan en de Hoofdstraat. Ik schrok wakker van een enorme blikseminslag, zo sterk en zo klievend als ik zelden heb gehoord. Even was het stil, toen hoorde ik regen ruisen. Het was al enigszins licht. Ik was ervan overtuigd dat de bliksem de grote eikenboom in de hoek van de tuin had gespleten. Ik keek naast mij; mijn echtgenote sliep, zo te zien volstrekt onaangedaan. Ik stond op, ging naar mijn drie kinderen kijken. Ze lagen er allemaal volmaakt ontspannen bij, zo te zien diep verzonken in hun dromen. Ik opende een kier van het gordijn. De eikenboom stond er ook onaangedaan bij; er was geen spoor van regen te bekennen.

Ik ging mijn bed weer in en viel spoedig opnieuw in slaap. Misschien een uur later, een uur of vijf, denk ik, schrok ik opnieuw wakker. Er had iemand aangebeld. Ik liep naar de erker, schoof het gordijn een stukje open. Op straat stond een dienstauto van de politie. Bij de voordeur keek iemand, die kennelijk provisorisch in de kleren was geschoten, omhoog. Ik beduidde dat ik naar beneden kwam.

“Meneer Coolsma?’, vroeg hij, terwijl hij op een notitiepapiertje keek.

“Dat ben ik, ja.”

“Waar hebt u de telefoon staan?”

Vreemde vraag. Ik maakte een gebaar opzij, naar de woonkamer.

“O, en u slaapt zeker boven? Hebt u de telefoon niet gehoord?”

Ik zei dat ik geen telefoon had horen overgaan.

“Dan moet u maar snel uw moeder bellen. Zij heeft geprobeerd u te bereiken.”

“Mijn moeder?” En meteen daarna: ” Is er iets met mijn vader?”

“Belt u maar snel uw moeder.”

Ik belde. Mijn moeder nam op en vertelde dat ze die nacht met mijn broer Jan Maarten vader overleden op het toilet had aangetroffen. Hartstilstand.

Ik had een goede band met mijn vader. In mijn herinnering was die er altijd geweest. Ik had nooit enige gêne tegenover hem gevoeld. Ik herinner me nog steeds dat hij me, na een weekendje bij mijn ouders in Sittard, naar het station bracht. Ook ik heette toen al volwassen te zijn. Ik gaf mijn vader in de stationshal op beide wangen een zoen. Ik zag dat mijn vader daardoor even van zijn à propos was. Had hij dat van iemand van mijn leeftijd niet meer verwacht, zo in het openbaar? Maar meteen zag ik ook dat hij er blij mee was.

Iedereen verzekerde mij dat het die nacht in mei 1969 had geonweerd noch geregend. En ik ben er sedertdien voor honderd procent van overtuigd dat er vormen van communicatie tussen mensen bestaan waar wij zelf en, bij mijn weten althans, ook de wetenschap nog nauwelijks weet van hebben.

 

Memorie 21: Uit het geheugen van mijn overgrootvader

Terugblik_titelblad

Zelf heb ik hem nooit ontmoet, want toen ik geboren werd, was mijn overgrootvader Sierk Coolsma al geruime tijd overleden.

Hij was een bijzondere man. Van kuipersleerling werd hij handzetter en later zendeling (protestants voor missionaris) en directeur van het Zendingshuis in Rotterdam, waar aanstaande zendelingen werden opgeleid.

Mijn vader liet mij wel eens een Soendanees-Nederlands woordenboek zien dat door mijn overgrootvader was samengesteld. En een beetje trots was hij ook wel op het feit dat zijn grootvader de bijbel uit het Nederlands in het Soendanees had vertaald. Voor een goed begrip: het Soendanees is een taal die op midden-Java wordt gesproken, ruwweg in het gebied tussen Bogor (het vroegere Buitenzorg) en Bandung.

Jaren geleden kreeg ik een telefoontje van een Leidse promovendus die bezig was een proefschrift af te ronden over de taalkundige prestaties van mijn overgrootvader. Hij verzekerde mij dat wijlen Sierk Coolsma op dat gebied een kei was, “een bolleboos” noemde hij hem, als ik het me goed herinner.

Nog weer wat later vond een van mijn broers in een bibliotheek een boekje met de titel ‘Terugblik op mijn levensweg’, de autobiografie van onze voorvader. Ik heb er destijds een fotokopie van gemaakt en enkele weken geleden dacht ik: waarom maak ik er geen e-boek van? Een paar dagen scannen en corrigeren en stoeien met een voor mij nog onbekend programma hadden succes. Ik kan liefhebbers nu een plezier doen met hetzij een ePub-versie, hetzij een PDF van het boekje.

Voor leden van de Coolsmafamilie is het boekje interessant omdat het een stukje familiegeschiedenis bevat. Maar het is ook interessant voor wie geïnteresseerd is in het Nederlandse koloniale verleden en vooral in de zending in het toenmalige Nederlands Oost-Indië.

Mijn overgrootvader had uitgesproken meningen over de zending en over de uitgangspunten van zijn zendingsorganisatie. Uit zijn boekje blijkt dat er in de tijd rondom de wisseling van de negentiende en de twintigste eeuw een ‘richtingenstrijd’ aan de gang was, waarin rechtzinnigen en vrijzinnigen elkaars overtuigingen aanvochten. Bij het lezen dacht ik soms: dit zou ook over onze tijd kunnen gaan.

Wie het boekje eens wil zien, mag het hier downloaden: ePub-versie PDF

Memorie 9 – Slimme bezoekers

Mijn vader was hervormd predikant in het rooms-katholieke zuiden, in Limburg. Hij deed daar zijn intree, zoals dat heette, in het najaar van 1942 en bleef er tot zijn plotselinge dood in 1969. Ik denk dat het aan zijn zeer sterke sociale inslag en aan zijn oecumenische instelling was te danken dat hij in Limburg brede bekendheid kreeg. Er waren meer protestantse zielenherders in Limburg, maar lange tijd kenden niet-protestanten vooral dominee Sierk Coolsma. Ik herinner me dat er een keer een beetje een zielig hoopje mensen om hulp aanklopte bij de pastorie in Sittard. Ze waren door de politie in Heerlen helemaal naar Sittard gestuurd, “want daar woont een dominee”, wist één van de agenten. In Heerlen zelf was er ook één, maar die was kennelijk wat minder bekend.

Allerlei mensen deden een beroep op de hulp van mijn vader. Vooral in de eerste jaren na de tweede wereldoorlog waren daar nogal wat reizende en trekkende gasten bij. Ze belden aan en vertelden dat ze op reis waren omdat ze ergens werk konden krijgen. De ene keer kwamen ze uit het zuiden en wachtte er werk in Eindhoven, de andere keer kwamen ze uit het noorden en waren ze nu dicht bij een baan in Maastricht of Heerlen. Alleen, het vervelende was dat ze met hun geld net een kaartje tot Sittard hadden kunnen kopen. Of de dominee hen nu aan het geld kon helpen voor de bus of de trein naar hun eindbestemming. Op de lange duur ontwikkelde mijn vader een gefundeerde argwaan, maar vaak dacht hij toch: “stel je nu voor dat Onze Lieve Heer zelf deze man op me af heeft gestuurd” …

Sommige slimmeriken bleken een groot aantal dominees in het land van naam te kennen en er waren erbij die zeiden mijn grootvader, bekend gevangenispredikant in Groningen, te hebben ontmoet, en dat hij hen had gevraagd mijn vader zijn groeten over te brengen.

Soms, als zo’n gewiekste bedelaar zijn hielen had gelicht met geld voor het laatste traject, ging na een klein uurtje de telefoon. Dan belde de dominee uit Geleen, op een kilometer of vijf van Sittard, mijn vader op met de vraag: heb jij soms bezoek gehad van die-en-die en heb je hem geld gegeven voor de reis naar Maastricht? Dan zat een nieuwe herderlijke bijdrage voor de reiziger er even niet meer in, eerder misschien een herderlijke terechtwijzing.

Ook waren er de reizigers die vertelden dat ze al uren niets te eten hadden gehad en die daarom een bijdrage vroegen om ergens hun maag te kunnen vullen. Dan gaf mijn vader mij opdracht in de keuken een paar boterhammen te beleggen. Als ik de lunch afleverde bij zo’n hongerige reiziger, kon je aan zijn gezicht zien dat dit niet de bedoeling was geweest en met lange tanden werkte hij de boterhammen naar binnen. Maar in hun hart moesten deze gasten natuurlijk wel toegeven dat hun bede snel en letterlijk was verhoord.