Tagarchief: Sierk

Memorie 47: Schitterend

Bumperhoorns van een Cadillac
Bumperhoorns (4 maar liefst) van een Cadillac

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog verschenen er steeds meer auto’s uit de Verenigde Staten op de Europese wegen. De modellen werden almaar uitdagender en ze waren in toenemende mate voorzien van veel blikkerend chroom. Eén van de uitbundigheden waren de in formaat toenemende bumperhoorns, de glimmende versierselen op de verchroomde bumpers die aanvankelijk waren bedoeld om hoogteverschillen van bumpers op te vangen, maar die allengs meer leken bedoeld om te imponeren.
Ik herinner mij nog goed dat ik omstreeks 1950 met mijn iets jongere broer Sierk op een zonovergoten middag een wandeling door de Sittardse binnenstad maakte. Niet ver van de hoek van de Brandstraat en de Parklaan stond in de volle zon zo’n grote Amerikaanse slee geparkeerd met glimmend gepoetste bumperhoorns. Mijn broer kreeg ze in het vizier en zei: “Wat denk je: kan ik die auto aan de bumper van zijn plaats trekken?” Ik zei dat het gevaarte mij daarvoor te zwaar leek, maar Sierk wilde de daad bij het woord voegen. Hij greep de verchroomde hoorns beet en op dat moment zag ik achter de in de zon blikkerende voorruit een chauffeur zitten. Die drukte op de claxon en mijn broer plofte met zijn beide bips op het asfalt. Ik heb hem zelden zo verbluft zien kijken.

Zelf keek ik verbluft toen ik in die zelfde tijd plotseling een auto de hoek om zag komen met zo’n futuristische vormgeving dat ik even dacht dat ik droomde.

1950StudebakerChampion-11

Het was een nieuwe Studebaker, de Champion, met een voorkant die sterk leek op een raket. Ik kwam hem bij mijn laatste bezoek aan Nederland tegen in het Louwman automuseum in Wassenaar. Als ik het me goed herinner was hij ontworpen door de zeer vooruitstrevende Amerikaanse vormgever, Raymond Loewy.
Een liefhebber toont op internet bovenstaande foto met een onderschrift dat wat mij betreft de spijker op de kop slaat: “één van de meest onvergetelijke auto’s”.

DodgeRoyal Lancer 1959Het duurde daarna jaren voordat geleidelijk korte metten werden gemaakt met de pompeuze bumperhoorns en de onzinnige staartvinnen (zoals op de foto hierboven van de Dodge Royal Lancer uit 1959) met scherpe punten die slachtoffers bleken te kunnen maken. Maar toen hadden we ons al een aantal jaren kunnen vergapen aan  de Amerikaanse overdaad in de industriële vormgeving.

 

Memorie 45: Mijn moeders spel

Moeder_1980_2

Mijn moeder had geen gemakkelijk leven. Dat was voor een deel te wijten aan de omstandigheden, voor een deel had ze het ook wel een beetje aan zichzelf te danken. Met die omstandigheden bedoel ik dan de geringe, vooral materiële, maar ook immateriële mogelijkheden die het leven als predikantsvrouw zonder rijke familie of schoonfamilie haar bood. Het was vaak afzien, het zien rond te komen met het geringe traktement van mijn vader, en zeker met een gezin met acht kinderen. Het was ook afzien ten opzichte van de verwachtingen waarmee ze was opgegroeid. Ze kwam niet uit een rijke familie, maar het gezin van haar ouders, begreep ik later, was niet-onbemiddeld, al straalde daar later weinig van af op mijn moeder. Als de jongste dochter was moeder het oogappeltje van haar vader en ze zal best een beetje verwend zijn geweest en zich een comfortabel leven als volwassene hebben voorgesteld, met het respect dat domineesvrouwen in die tijd verdienden.
Dat pakte dus anders uit. Mijn vader was gek op mijn moeder en al maakte ze het hem niet gemakkelijk, hij is dat ook altijd gebleven. Voor zover de middelen daartoe strekten verwende mijn vader haar van tijd tot tijd. Heel anders was de relatie tussen mijn vaders vader en mijn moeder. In de ogen van mijn opa kon mijn moeder weinig goed doen. Hij nam haar kwalijk dat ze niet had gestudeerd; in dat opzicht bleef ze voor opa altijd de mindere van de andere schoondochter die kennelijk nog wel een tijdje had doorgeleerd. Mijn moeder maakte haar HBS niet af, als ik het goed heb begrepen, omdat ze, voorbestemd om domineesvrouw te worden, meer was gediend met een goede opleiding voor het huishouden. Tot in lengte van jaren bleef opa haar dat nahouden; zo jong als ik was, voelde ik al dat hij haar een onterecht en zinloos verwijt maakte.
Maar één ding waardeerde opa in mijn moeder: haar pianospel. Hij zei het eens tegen mij, op zo’n manier dat ik duidelijk voelde dat het hem een beetje moeite kostte het toe te geven: op haar pianospel was weinig tot niets aan te merken. (Hij zelf had de naam dat hij op de piano leek orgel te spelen). Mijn ouders hadden elkaar leren kennen tijdens een vakantie waar de beide families elkaar ontmoetten in Boppard am Rhein. En mijn moeder had, ook volgens mijn vader zelf, daar zijn hart veroverd door voor hem piano te spelen. Als ik de verhalen goed heb onthouden speelde ze op het juiste moment Für Elise. Mijn vader sloot haar voorgoed in zijn hart.
Mijn moeders dierbaarste bezit was haar piano. In haar jonge moederjaren speelde ze er veel op: gewoon om haar vaardigheid aan het klavier te behouden, voor haar plezier, om ons een plezier te doen en bij feestelijke gelegenheden (waaronder de kerst- en paasvieringen in de huiselijke kring) om ons zingen te begeleiden. Later werd het minder. Moeder versomberde, zij kreeg de neiging over van alles en nog wat te mopperen en de plezierige dingen in het leven af te wijzen of zelfs te verzieken. Maar af en toe sprong er kennelijk ineens ergens een vonkje over en klaarde haar humeur op. Het waren de momenten waarop je moeder kon verleiden aan de piano te gaan zitten, het lopertje op de toetsen op te rollen en ons te vragen: wat willen jullie dat ik voor jullie speel?
Dan kon ze ineens als het ware het leven terugkrijgen. Op haar pianokruk leek ze op slag tien jaar jonger. Als de zon scheen, zat ze aan de piano in tegenlicht, haar haren goud omrand. Ze zei wel dat ze het spel niet meer zo goed beheerste, maar voor onze ongeoefende oren speelde ze de sterren van de hemel. Ineens twinkelden haar ogen, haar handen leken feilloos over de toetsen te dansen en het plezier in het pianospel spetterde bijna van haar gezicht af. Ze bevrijdde zichzelf op zulke momenten als het ware even uit de ketenen van haar zorgelijke leven.
Als ze mij vroeg wat ze voor me mocht spelen, dan was mijn antwoord altijd hetzelfde: The Harmonious Blacksmith van Georg Friedrich Händel. Een opgewekte melodie die mijn moeder de uitstraling gaf die ik zo graag bij haar zag: jong, joviaal, ontspannen, gelukkig met het leven van dat korte moment. Er zijn veel uitvoeringen van dat stuk te horen op internet. Op Youtube speelt Milo Graamans het op zo’n manier dat ik, als ik mijn ogen sluit, mijn moeder weer voor me zie spelen.
Later zei mijn moeder de piano vaarwel. Ze had een excuus, want de klankbodem was gebarsten en daarmee had de piano het grootste deel van zijn charme verloren. Het kwam mijn moeder, kreeg ik de indruk, ook wel goed uit: haar leven bestond meer en meer uit het benadrukken van wat ze in haar leven had gemist. Van haar prachtige pianospel, waar zelfs opa Coolsma geen kwaad woord over kon zeggen, restten ten slotte alleen de muziekboeken in een lade van een commode. En The Harmonious Blacksmith in een mij zeer dierbare hoek van mijn memorie.

Nawoord: zoals uit bovenstaande tekst blijkt, herinner ik me van mijn moeders latere leven vooral haar teleurstelling over dat wat haar naar haar mening niet of te weinig was gegeven. Maar ik wil er graag aan toevoegen dat ik ook positievere herinneringen aan haar heb, met name als zij logeerde in het gezin van mijn broer Sierk in Vianen, waar ze genoot van de gezelligheid en de warmte. Het was steeds een feest te zien hoe ze daar opbloeide en vrolijke kanten van het leven wist te hervinden.