Tagarchief: Straatsburg

Referendum: ja/nee? Vóór of tegen: ja/nee?

Als Nederlander die in het buitenland woont, mag ik soms meedoen aan Nederlandse verkiezingen en stemmingen. Nu is dat het geval met het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne. Ik krijg de bescheiden per post toegestuurd en kan ze per post inleveren bij de Nederlandse ambassade in Brasília. Ex-expat Eelco Keij spant zich zeer in om het stemmen vanuit het buitenland onder andere via internet gemakkelijker te maken. Maar zo ver is het nog niet.
Vorige week kreeg ik de stukken en ik maakte ze verzendklaar. Maar het denken gaat door en vandaag besloot ik de envelop met mijn stembiljet toch maar niet in te sturen. Inmiddels liggen de snippers in de prullenbak.

Ik had een stem tegen het associatieverdag van de EU met Oekraïne willen uitbrengen. In de eerste plaats omdat het mij niet opportuun lijkt op dit moment vooruit te lopen op een mogelijke uitbreiding van de Europese Unie en haar invloedssfeer. Er is op dit moment al te veel onrust in het gebied dat geografisch tot Europa behoort (en dat groter is dan de Europese Unie). De vluchtelingencrisis zorgt voor veel onrust en voor ernstige verschillen van mening binnen de Europese Unie zelf. Met name de landen die vroeger tot het Oostblok behoorden hebben het gevoel dat ze worden meegezogen in een richting waar ze zelf niet voor gekozen zouden hebben.
En wat de oorspronkelijke Europese Unie betreft, is nog lang niet iedereen heen over de schrik waarvoor de overval op Griekenland heeft gezorgd. Wie geeft de garantie dat straks niet een andere zwakkere economie wordt opgeofferd?
Over de grenzen van de EU heen kijkend lijkt het mij verstandig als de Europese Unie zich wat terughoudend opstelt en geen stappen zet die de Koude-Oorlogssfeer kunnen aanwakkeren.

Er wordt wel geprobeerd de druk van de ketel te halen door de critici van het verdrag voor te houden dat het ‘alleen maar’ om een handelsverdrag zou gaan. In dat licht is het vreemd dat in de voorgaande jaren vaak over Oekraïne als toekomstig lid van de Europese Unie en van de NAVO is gepraat en geschreven. En waarom zou een puur handelsverdrag ‘associatieverdrag’ worden genoemd?
Waarom zou EU-voorzitter Juncker in het Nederlandse parlement hebben verklaard dat een Nederlands nee tegen het verdrag een bom onder de EU zou kunnen leggen? En dat terwijl de economie van Oekraïne op dit moment een omvang heeft van die van alleen de Nederlandse provincie Noord-Holland. En terwijl ondernemers die al zaken doen met Oekraïne verklaarden dat zij daarvoor geen nieuw verdrag nodig hebben.

Er zijn eigenlijk genoeg redenen om op dit moment tegen het doordrukken van het associatieverdrag te zijn. Zowel de nationale overheid als de Europese Unie zouden eerst eens klip en klaar moeten uitleggen waarom het nu eigenlijk gaat met dit verdrag en wat de maximale reikwijdte kan zijn. Maar dat soort duidelijkheid verschaffen helaas noch nationale overheden noch de Europese Unie. De EU, vaak onzichtbaar gesteund door de nationale overheden, gaat door met beleid te maken waar de Europese burgers niets over te vertellen hebben. De voorstanders zeggen wel dat de nationale overheden die achter de besluiten van de EU staan door de burgers zelf zijn gekozen. Maar ze weten drommels goed dat burgers met hun stem bij verkiezingen zelfs in grote lijnen niet meer kunnen bepalen wat de door hen gekozen parlementariërs en het kabinet namens hun kiezers gaan doen.

Ik ga desalniettemin geen stem uitbrengen bij het komende referendum. Dat heeft ermee te maken dat ik me niet thuis voel bij een deel van de voorstanders. En omdat ik een beetje bang ben dat dit referendum straks zal worden gebruikt om het referendum op zichzelf nutteloos te verklaren. Zie de gretigheid waarmee media zich werpen op het bedrukken van WC-papier waarop de nee-stem wordt aangeprezen, in plaats van consequent en zo helder mogelijk uit te leggen waarom het draait in dit referendum.

Ik vind een referendum soms een goed middel om mensen hun democratische rol te laten spelen. Dat het desalniettemin in Nederland vaak wordt zwartgemaakt heeft, vermoed ik, ermee te maken dat een volksraadpleging het parlement en de regering soms de mogelijkheid zou kunnen ontnemen hun gang te gaan buiten de burgers om. O jee, zie je politici soms denken, stel je voor dat we eens moeten doen wat de kiezers graag willen?!
De gang van zaken met destijds de Europese grondwet heeft duidelijk gemaakt dat vooral op Europees niveau een nationaal referendum hooguit tot cosmetische ingrepen kan leiden, maar dat de politieke lijn die in Brussel en Straatsburg wordt uitgestippeld, met al dan niet uitgesproken steun van de nationale overheden, gewoon wordt gevolgd.
En wat daarbij een belangrijk, zo niet het belangrijkste richtsnoer is voor de Europese (en achter hun rug vermoedelijk ook veel nationale) politici, dat is het belang van het multinationale bedrijfsleven, in plaats van wat goed en gewenst is voor en door de Europese burgers. Zie de onderhandelingen over TTIP en de gesloten sfeer waarin die plaatsvinden.
Vanwege die multinationale belangen en geopolitieke machtsoverwegingen zullen we zien dat het associatieverdrag met Oekraïne gewoon doorgaat. Ook Juncker zal er geen moment bang voor zijn geweest dat een Nederlands referendum dat zou tegenhouden.

Ik vrees dat een gezonde ontwikkeling van de Europese Unie, waar burgers zich in thuis en vertegenwoordigd kunnen voelen, op deze manier alleen maar verder weg raakt.

Sterkte bij uw besluit wel of niet te gaan stemmen en, als u wel gaat, te kiezen tussen vóór en tegen.

Mijn Europese geschiedenis in een paar stappen

Kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1947, ging ik naar het gymnasium. Het was in zekere zin een euforische tijd: we leefden vooruit, de oorlog was voorbij en nu zou alles beter worden. De Verenigde Naties beloofden een toekomst waarin van oorlog geen sprake meer zou zijn. Ik herinner me uit die jaren een foto in de krant van een echtpaar op de trap naar de ingang van de VN in New York. Zij leefden mee in de euforie en probeerden daar uitdrukking aan te geven door hun paspoorten (van welk land, weet ik niet meer) in te leveren en zich aan te melden als wereldburgers. Ik kreeg er een erg goed gevoel van: ja, dat was het, we zouden allemaal burgers van één wereld kunnen worden.
Eén van mijn schoolkameraden (zijn naam wil even niet bij me opkomen) had het idee dat we, misschien bij wijze van eerste stap, naar een verenigd Europa moesten streven. Op papier zette hij zijn ideeën uiteen en hij stelde een stichting voor om de plannen uit te werken. Ik denk dat zijn ideeën het niet verder hebben geschopt dan een bevlogen artikel in onze schoolkrant Phoenix. Maar mij had hij mee. En misschien heeft zijn bevlogen betoog ook op anderen zoveel indruk gemaakt dat ze er ook vandaag nog aan terug moeten denken, zoals ik.

In de praktijk werden er stappen gezet op weg naar Europese samenwerking. Het leken me de goede ontwikkelingen: de Europese Kolen- en Staalgemeenschap en de landbouwpolitiek, geesteskind van onze landgenoot Sicco Mansholt. Hoewel er verzet tegen was, leverden die initiatieven, voor zover ik het kon beoordelen, duidelijke voordelen op. En als mijn geheugen me niet bedriegt waren veel Europese burgers, in ieder geval in Nederland, het er wel mee eens. Misschien waren er ook toen al allerlei politieke bijbedoelingen, maar daar hadden velen geen weet van, denk ik; we zagen vooral de vooruitgang!

Vervolgens gingen allengs meer politici hun eigen gang met het uitbouwen van Europa, zonder dat de veelal vergaande ontwikkelingen op een echt democratische manier aan de Europese volkeren werden voorgelegd. Er werden ergens in Brussel of Straatsburg (en ooit in Maastricht) beslissingen genomen zonder dat parlementen, althans het Nederlandse parlement, zich er nadrukkelijk over uitspraken. Misschien zijn het allemaal wel goede beslissingen, dacht ik, die politici zullen niet gek zijn; maar er begon iets te knagen vanwege de weinig democratische wijze waarop beslissingen werden doorgedrukt, en ik was niet helemaal gerust op de uitkomst. Voor mijn gevoel werd het Europese project doorgedrukt zonder dat moeite werd gedaan de Europese burgers erbij te betrekken, naar hen te luisteren en op die manier een Europese samenwerking te ontwikkelen die op een breed draagvlak kon rekenen.

Wanneer het was, weet ik helaas ook niet meer, maar op een gegeven moment zag ik op de Nederlandse TV een uitzending van een actualiteitenprogramma waarin een Nederlands echtpaar vertelde over hun emigratie naar Italië en na enkele jaren hun remigratie. Ze waren in Zuid-Italië een kwekerij begonnen en boden werkgelegenheid aan Italianen in een regio die economisch niet rijk was gezegend. Na enkele jaren werden ze benaderd door de maffia, die hen tegen betaling ‘bescherming’ aanbood. En als contactpersoon trad een medewerker van het echtpaar naar voren die in de loop der tijd een vertrouwenspositie had gekregen.
Hoe lang het duurde herinner ik me ook niet meer, maar het echtpaar trok de conclusie en kwam terug naar Nederland.
Dat zette mij aan het denken. Is zoiets op de duur te voorkomen? Het leverde mij het inzicht op dat vermoedelijk de meeste bewoners van de Europese landen verwachtten dat de andere landen naar het positieve van hun cultuur toe zouden groeien en dat allen gelijkelijk zouden gaan delen in de rijkdom van de meest welvarende gebieden.
Maar ik twijfelde er sterk aan dat de verschillende culturen inderdaad naar elkaar toe zouden kunnen groeien. Als een bevolking te maken heeft met in Nederlandse ogen onbehoorlijke vormen van corruptie, maar iedereen is er gewend geraakt aan methoden om daarmee te leven en om er af en toe misschien zelf voordeeltjes van te kunnen genieten, vinden die mensen het dan noodzakelijk de Nederlandse normen over te nemen? Ik dacht toen van niet, en dat denk ik nu nog meer.

Mijn vrienden leken mijn bedenkingen niet te delen. In het algemeen verwachtte mijn omgeving vooral veel goeds van een verenigd Europa en wat later van de euro. Ik hield mezelf weer voor dat al die mensen het toch niet bij het verkeerde eind konden hebben en dat mijn minder positieve kijk wel te zwartgallig zou zijn.

Nu heeft Europa zich ontpopt als een machtslichaam dat aan democratie geen boodschap meer heeft en waarin het alleen nog om macht en geld lijkt te draaien. Als in Griekenland een onmogelijk groot aantal jonge mensen geen werk meer kan vinden en het zelfmoordpercentage schrikbarend is gestegen, praat en beslist Europa alleen over financiële aspecten en spelen menselijke factoren ineens totaal geen rol meer. Alleen ministers van financiën discussiëren, een minister of Eurocommissaris van sociale zaken komt er helemaal niet aan te pas.
Bovendien worden er nu ineens ernstige verwijten van besluiteloosheid gemaakt aan de Griekse regering die nog maar vijf maanden actief is, terwijl alle voorgaande jaren andere regeringen helemaal niets leken te doen, maar niet aan de schandpaal werden genageld. En onder andere in een artikel in NRC Handelsblad (‘Iedereen wist hoe de Grieken er voor stonden’ door Caroline de Gruyter, 11 juli 2015) werd nog eens duidelijk dat Europese politici en ambtenaren jarenlang hebben geweten dat Griekenland eigenlijk niet klaar was om mee te doen aan de euro, maar om opportunistische redenen veegde men de bezwaren onder het kleed.

Moet de Griekse bevolking daarvoor boeten en bloeden? Accepteren de andere Europeanen dat? Zelfs als het de Griekse spuigaten werkelijk zou zijn uitgelopen met ‘luiheid’, ‘prachtige pensioenen’ en ‘potverteren’?
Wat dat laatste betreft hebben veel media, voor de meeste Nederlanders dé bron voor hun informatie en beeldvorming, ook al veel boter op hun hoofd. In de eerste plaats worden veel te gemakkelijk ongefundeerde verhalen verspreid over de ‘luiheid’ en het ‘opportunisme’ van de Griekse bevolking en krijgen de verhalen van correspondenten over de werkelijkheid minder aandacht.
In de tweede plaats geven veel media graag de opinies door van de heersende politici en besteden zij nauwelijks of geen aandacht aan de opinies van gezaghebbende economen en andere wetenschappers die al geruime tijd waarschuwen dat het neo-liberale bezuinigingsbeleid het tegenovergestelde bereikt van wat nodig is: stimulerende economische maatregelen (zie onder andere een essay van Nobelprijswinnaar Amartya Sen in de Groene Amsterdammer van 25-06-2015 en heel recent de meningen van de Nobelprijswinnaars Paul Krugman en Joseph Stiglitz in het artikel ‘Nobelprijswinnaars noemen eisen aan Griekenland waanzin’ in de Volkskrant van 13-07-2015).

Met de behandeling van het Griekse volk is het Europese project voor mij definitief door het ijs gezakt. Laten we er maar mee stoppen en van voren af aan gaan proberen een sociaal rechtvaardig Europa te vormen. Met alle culturele verschillen die daarbij horen en die Europa ook een boeiend continent maken. Een Europa waarin alle Europeanen zichzelf kunnen zijn en blijven en niet worden gedwongen het leven volgens de normen van een ander te leven. Een Europa waarin de deelnemende volken een gelijkwaardige rol hebben en houden en waarin niet enkele groten de dienst denken te mogen uitmaken. Waar volken en mensen samenwerken waar zij zelf vinden dat het nuttig en nodig is.

Lees ook een column van Koen Hagens. En een in het Engels van Barry Eichengreen. En een column van een onzer zuiderburen, Geert van Istendael.